vrijdag 27 juli 2012

Psychologisch intermezzo - Het oordelend individu

Wanneer gewaarwording, als het reeële in de waarneming, op kennis wordt betrokken, heet ze zintuigelijke gewaarwording. We kunnen haar specifieke kwaliteit alleen als op volstrekt identieke wijze mededeelbaar voorstellen als we aannemen dat iedereen dezelfde zintuigelijkheid heeft als wij; maar dat kan met betrekking tot een zintuigelijke gewaarwording niet in absolute zin worden veronderstelt. Zo kan aan iemand die geen reukzin heeft, dit type gewaarwording niet worden meegedeeld; en zelfs wanneer hij die wel heeft, kunnen we er niet zeker van zijn of hij precies dezelfde gewaarwording van een bloem heeft als wij - Immanuel Kant - Kritiek van het oordeelsvermogen - pagina 186, nederlandse vertaling Boom

Een tijd geleden kwam ik tot een hele bijzonder ontdekking, of althans zo beschouw ik het plotseling verkregen inzicht in ons menselijk handelen. Namelijk dat wij bij het oordelen over iets primair afgaan op het totaal aan kennisfacetten van het object waarover wij oordelen, terwijl wij in concreto soms helemaal geen optimale opvatting kunnen vormen over deze kennis. Zoals in een vorig geschreven blog staat omschreven is kennis de abstractie van begrippen waarlangs wij tot een zekere vorm van kennis omtrent een bepaald object kunnen komen.
Echter is het mogelijk dat wij op dit gebied een misvatting cq. misconceptie in het leven roepen, doordat wij of door een tekort aan zintuigelijke gewaarwording of door een verkeerde interpretatie van informatie dat naar ons wordt overgebracht of algeheel is er sprake van een onjuist associatiepatroon, waarlangs wij d.m.v. causaliteit een begrip pogen te vormen van een waargenomen gebeurtenis cq. situatie.

Laten we eens iedere situatie nauwkeurig analyseren, te beginnen bij een tekort aan zintuigelijke gewaarwording. Binnen de natuurwetenschap hebben wij tegenwoordig weinig meer aan onze zintuigen, eerder is het van belang om abstract te kunnen denken en in een juiste representatie te kunnen opstellen van de gemeten gebeurtenis en wat voor proces wordt onderzocht.
Eigenlijk is het vrij bizar als je nagaat dat hetgeen wij meten een archetype is van de daadwerkelijke onderzochte materie. Omdat onze zintuigen tekort schieten, maken wij gebruik van analogiën en vormen wij het onderzochte object om tot een meetbaar archetype, een materialistische analogie van het onderzochte object, waarvan de meetschalen bruikbaar zijn voor het vormen van een menselijk begrip en waardoor wij kennis kunnen verwerven.
Hoe zit het dan met intermenselijke contacten? Ik ben blind voor lichaamstaal, maar langzaam heb ik wel geleerd een inschatting te maken van de vorm van de persoonlijkheid van een ander persoon op andere methoden. Door te observeren en door te luisteren en conversaties aan te gaan met deze mensen. Hoe meer ik observeer, des te meer raak ik gefascineert door de uitgebreidheid van mensen, maar toch zie ik direct de gelijkenissen tussen mensen.

Zo zijn wij enorm goed in het uitvoeren van een misinterpretatie. Juist wanneer wij de pretenties hebben ergens veel verstand cq. kennis hebben van een bepaald object, dan zijn wij sneller geneigd een oordeel te vormen. Ik vind dit erg interessant, omdat ik dan bij mijzelf de vraag stel:'wanneer beschik je over voldoende kennis over iets om er direct een oordeel over te kunnen vellen?' En het enige antwoord dat ik kan verzinnen is niet!.
En toch hebben wij vaak de illusie dat wij over kennis beschikken, een veel gehoord argument is 'de ervaring leert'. Maar de ervaring is kennis gebaseerd op a posteriori ("kennis afgeleid uit de ervaring") regels en beperkt zich per definitie tot de ervaring an sich. Ervaring is geen representatie van een wetmatigheid. We kunnen wel stellen dat naarmate de ervaring toeneemt en hetzelfde fenomeen wordt waargenomen dat er een verband bestaat, maar een verband is iets dat per definitie bestaat binnen de wetten van ons oordeelsvermogen, dat betekent nog niet dat wij een uitspraak kunnen doen over een zogenaamde wetmatigheid, iets waar wel altijd naar wordt gerefereerd wanneer de uitspraak 'de ervaring leert' wordt gedaan.
Wij kunnen geen wetmatigheden vaststellen op basis van ervaring, daarvoor is een mensenleven te kort. De enige manier om een wetmatigheid vast te stellen is door een adequaat onderzoek te doen en dat houdt in het toetsen van de wetmatigheid aan de variabelen die betrokken zijn bij opstelling van de te onderzoeken wetmatigheid.

Hoe zit het dan met onze associatiepatronen? Zijn deze geen onderdeel van het vastleggen van verbanden d.m.v. ervaring? In feite wel, maar ik beschouw associatiepatronen als een fundamentele mogelijkheid voor het vastleggen van verbanden, vandaar dat ik deze in een eigen alinea wil behandelen. Zo leert de ervaring ons dat wanneer B altijd op A volgt, dat er sprake is van een verband tussen A en B namelijk A --> B. Dit vatten wij op als een causaal begrip, namelijk een vorm van een wetmatigheid, waaruit volgt dat wij op basis van ervaring kunnen stellen dat op A altijd B volgt. Maar wat als wij hebben geleerd dat op B C volgt? En op C D? En dat D weer verbonden is aan A? Dan kom je op het concept van associatiepatronen. Wanneer wij hebben geleerd dat het volgende construct bestaat: A --> B --> C --> D --> A, dan associeren wij ieder element uit dit construct met de ander.
Dit is in feite een theoretische verklaring van een gedragspatroon dat wij dagelijks ten uitvoer brengen. Wij werken omdat wij geld nodig hebben (salaris). Wij hebben de afspraak gemaakt dat wij tussen bepaalde tijden werken, dus heel simpel volgt de werktijden uit het feit dat wij werk hebben. Arbeid kost lichaamlijke inspanning, dus is ontspanning essentieel. Tijdens het moment van ontspanning krijgen we trek, dus eten we om energie te herwinnen. Aan het einde van de werkdag gaan we terug naar huis, waarna de volgende dag hetzelfde patroon herhaald.
Nu is dit een heel simpel voorbeeld, maar in feite vormen wij dagelijks associatiepatronen, waarvan de meest basale al zijn gevormd in onze opvoeding. Zo beschouw ik onbeschoft gedrag als een tekort aan moreel inzicht, dus wanneer ik zie dat iemand onbeschoft gedrag vertoont, dan ga ik ervan uit dat de persoon een tekort aan moreel inzicht heeft.

Dit is de reden dat ik associatiepatronen in een aparte alinea wilde behandelen. Ervaringen kunnen niet bestaan zonder associatiepatronen, je zou ze als het ware kunnen beschouwen als de elementen die bij elkaar een ervaring vormen. Echter is er een fundamenteel verschil dat een associatiepatroon zichzelf reproduceert, terwijl de ervaring an sich een unieke voorgekomen situatie voorstelt.
Dat er binnen die situatie sprake is van het voorkomen van een causaal verband danwel een bevestiging van ons associatiepatroon mondt uit in het vastleggen van de situatie in ons geheugen als een ervaring zijnde, dat ons een zekere vorm van kennis heeft opgeleverd. In feite bestaat een causaal verband volgens natuurwetten, terwijl associatiepatronen worden opgesteld als een verband tussen verschillende elementen volgens regels die ons verstand de rede oplegt.

Dan komen we nu bij de belangrijkste vraagstelling: hoe staat dit allemaal in verband met het oordelend individu?
Wij hebben de illusie dat wij zo simpel een oordeel kunnen vellen, terwijl dit in de werkelijkheid een zeer complexe aanlegenheid is. Ieder element moet worden nagegaan bij het vormen van een oordeel, terwijl wij uit gewoonte eerder afgaan op ervaring, dan een logische voorstelling van hetgeen een oordeel over moet worden geveld.
Wij zoeken eerder naar argumenten om onze ingenomen stelling te verdedigen, zo nodig aangevoerd met emotionele bijstand, dan dat wij op een nuchtere manier en door gebruik te maken van ons rationeel denkvermogen een waarheidsgetrouw oordeel kunnen vormen. Wanneer wij zo ver zijn gekomen dat wij alleen maar denken in vormen van onze emoties, dan zijn wij niet meer voor rede vatbaar en heeft geen enkel logisch argument kracht, maar dat leidt juist tot het vormen van een onwerkelijk oordeel.
Pas wanneer wij leren om tijdens deze momenten onze emoties te reguleren en ons niet laten verblinden hierdoor, maar dat wij op een realistische wijze gebruik maken van ons zintuigelijk waarnemingsvermogen dat ons in staat stelt om een adequaat oordeel te vormen. En pas daarna zullen wij kennis vergaren van hetgeen waarover is geoordeeld. Elke vorm van kennis verkregen via een onwerkelijk oordeel is een onjuiste vorm van kennis en zal eerder bijdragen aan de degradatie van begrippen en het inzicht in het desbetreffend object. En dat kan alleen maar leiden tot een misvorming in de ontwikkeling van het individu en is het niet de bedoeling dat ieder individu zijn/haar eigen talenten ten volste tot ontplooiing kan brengen?

Dat mijn lezers is een vraagstelling die aan jullie laat om te beantwoorden. Bedankt voor het lezen van deze diepgaande blog, waarbij ik allerlei facetten van ons oordeelsvermogen heb besproken.
Ik wens jullie allemaal een heel fijn weekend toe! Een dikke knuffel van jullie semi-filosoof, Halbe!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten