woensdag 22 november 2017

Filosofisch intermezzo - Hoe de scheiding tussen kerk en staat begint af te brokkelen

Ook al is de maatschappij niet gebaseerd op een contract, en heeft het geen enkel nut om een contract te veronderstellen waaruit men de maatschappelijke verplichtingen afleidt, toch dient iedereen die de bescherming van de maatschappij geniet iets terug te geven voor deze weldaad. Het feit dat men in een samenleving leeft maakt het onvermijdelijk dat iedereen gebonden is om een bepaalde gedragslijn ten opzichte van anderen te volgen. Dit gedrag bestaat in de eerste plaats uit het ontzien van de belangen van anderen; of liever, van bepaalde belangen die, volgens uitdrukkelijk wettelijk voorschrift of bij stilzwijgende overeenkomst, als rechten gelden; en ten tweede hierin dat iedereen een deel op zich moet nemen (dat volgens een billijk principe moet worden vastgesteld) van de inspanningen en opofferingen die nodig zijn om de samenleving of leden daarvan tegen aanvallen of toegebrachte schade te verdedigen. De samenleving heeft het recht deze voorwaarden tot elke prijs af te dwingen van de mensen die trachten ze niet na te komen.
- John Stuart Mill, Over Vrijheid
: blz. 156

Het zijn interessante tijden waarin wij leven; globalisering, terrorisme, klimaatverandering, stuk voor stuk zijn het allemaal thema's waar menig politicus zich zorgen om maakt, omdat het ongrijpbare thema's zijn, gebeurtenissen waar een enkele niets aan kunt doen en waarop bijna geen beleid te vormen is.
Althans, grotendeels. Klimaatverandering is een kwestie van onwil, maar dat terzijde.
Wat mij echter verbaasd aan de tijd waarin wij leven is hoe wij langzaamaan een omgekeerde ontwikkeling aan het maken zijn ten opzichte van de verlichting. De verlichting heeft ons een hoop gebracht. Sterker nog, ik durf te stellen dat wij zonder de verlichting niet het niveau van beschaving zouden hebben zoals wij heden ten daags ervaren. Dankzij de verlichting was er vrijheid voor het bedrijven van wetenschap. Zonder de verlichting zou de wetenschap niet zover ontwikkeld zijn, tegengehouden door conservatieven die elke vorm van ontwikkeling met afschuw aanschouwen en voornamelijk vastklampen aan het vertrouwde.
Overigens zouden wij dankzij die conservatieven geen last hebben van klimaatverandering, aangezien de industriële revolutie zou zijn tegenhouden. Een gemiste kans.

Waar ik mij voornamelijk zorgen om maak is de ontwikkeling van tegenstellingen in vrijheden. Dat wij leven in een vrij land betekent niet dat er geen (morele) grenzen bestaan in de breedste zin van het woord. Moraliteit wordt vaak beschouwd als een geloofsconcept; ik geloof in een moraal los van geloof, een moraal dat gefundeerd is op ethiek.
Het is deze ethiek die eveneens is ontwikkeld gedurende de verlichting. Het liet ons zien dat dogma's niet heilig zijn, dat onze ideeën niet eeuwig zijn en dat ze zelfs kunnen berusten op foute interpretaties.
De rede moet zich in al haar ondernemingen onderwerpen aan kritiek, en kan de vrijheid van die kritiek door geen verbod beperken zonder zichzelf te schaden en zich verdacht te maken. Niets is qua nut zo belangrijk, niets zo heilig, dat het zich mag onttrekken aan deze diepgaande inspectie, die geen respect voor personen kent. Op deze vrijheid berst zelfs de existentie van de rede. Zij heeft geen dictatoriaal gezag; bij haar uitspraken gaat het altijd allen om de instemming van vrije burgers, van wie ieder zijn twijfels, en zelfs zijn veto, zonder reserve moet kunnen uiten. - Immanuel Kant, Kritiek van de Zuivere Rede, blz. 163.
Kant erkende de gevaren van de rede om deze aan te nemen, zonder kritisch na te denken over de onderliggende verbanden die ten grondslag liggen aan het menselijk handelen.
Overigens zijn er in deze context twee gevaren: zij die zonder reden handelen cq. "uit emoties/onderbuikgevoel" handelen en zij die handelen op basis van een reden die een kritische reflectie mist.
Dan ga ik nu een stap verder nemen richting de actualiteit. In mei sprak de politiechef van het amsterdamse korp dat er "geloofsuitingen toegestaan moeten worden" zoals te lezen is in dit artikel van het AD.
Het argument is die van werving:
Stel dat het niet lukt om voldoende agenten met een migratieachtergrond te werven, dan is dat een maatregel die effect kan hebben.
Los van het feit dat ik twijfel in hoeverre de vrijheid van het dragen van een geloofsovertuiging zal leiden tot meer aanwas bij de politie, vraag ik mij oprecht af wat het korps hiermee probeert te bereiken. Één vrouw uit Rotterdam die werkzaam is bij de Nationale Politie besloot echter wél overgaan tot de daad. Zij voelde zich kennelijk gesterkt in haar positie en besloot dan ook een zaak in te dienen bij het Collega van de Rechten van de Mens, om onderzoek te laten doen naar haar juridische positie om haar hoofddoek te dragen tezamen met haar uniform.
Ten eerste wil ik graag kwijt dat ik blij ben met het College van de Rechten van de Mens. Ik beschouw dit instituut als één van de toppunten van onze beschaving, dat wij als samenleving kunnen samenleven doordat er een instituut bestaat die zorg draagt voor gelijkheid tussen mensen.
Ten tweede ging ik ervan uit dat dit College van de Rechten van de Mens krachtige argumenten heeft voor het uitdragen van haar standpunt. Het is tenslotte een instituut die moet bijdragen aan gelijkheid tussen mensen. Het ontleent haar bestaansrecht aan de stabiliteit van onze samenleving.
Hoe verbazingwekkend is dan ook het oordeel van dit instituut?! Ik quote:
Het is duidelijk dat de vraag of een hoofddoek bij het politie-uniform toelaatbaar geacht moet worden, een breed scala aan uiteenlopende reacties oproept. Op landelijk en politiek niveau wordt hierover in verschillende gradaties van heftigheid de discussie gevoerd. Wat hiervan ook zij, het handelen van de politie wordt begrensd door de gelijkebehandelingswetgeving en de daarbij aan de orde zijnde belangenafweging. Aan de ene kant het belang van de Nationale Politie tot een optimale uitvoering van de taken en aan de andere kant het belang van de individuele werknemer die zijn of haar geloof wil belijden. Het gelijkebehandelingsrecht vergt dat daar waar kledingvoorschriften een inbreuk op de godsdienstvrijheid met zich meebrengen, deze inbreuk beperkt blijft tot het strikt noodzakelijke. Die strikte noodzaak is volgens het College hier niet aangetoond. Daarom oordeelt het College dat in dit geval het verbod tot dragen van de hoofddoek in combinatie met het uniform niet objectief gerechtvaardigd is, zodat de politie jegens de vrouw verboden onderscheid maakt op grond van godsdienst.
Ik snap werkelijk niet wat voor slap argument hiermee wordt uitgedragen. Kennelijk heeft dit instituut besloten om uit te gaan van de wettelijke tegenstrijdigheden tussen de Algemene wet op Gelijke Behandeling en artikel 1 van onze grondwet dat als volgt luidt:
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
Laten wij deze situatie eens op filosofische wijze analyseren.
1. Wij leven in een seculiere staat, dat houdt in dat er sprake is van de scheiding tussen kerk en staat. Dit gegeven is in strijd met artikel 1 van de grondwet, maar in juridische context gaat het hierbij om de scheiding van machten. Tenslotte hebben wij dankzij de verlichting geleerd dat de religieuze wetten van een andere orde zijn dan de rechtsstatelijke wetten.
2. De scheiding van machten is essentieel voor een stabiele samenleving. De verlichting heeft geleid tot het inperken van de macht van de kerk, die voornamelijk gedurende middeleeuwen oppermachtig waren. Religie was in die tijd een machtsmiddel; heden ten daags is het voor diverse groeperingen een levenswijze. Zij richten hun leven in omdat zij geloven in een hogere macht.
Het is deze machtsverhoudingen die behouden moet blijven, want zodra er een verschuiving gaat plaatsvinden in machtsverhoudingen wordt één groep machtiger dan de ander, wat uiteindelijk zal leiden conflicten in een samenleving.
3. Het dragen van een politie-uniform gaat gepaard met een machtspositie in onze samenleving. Ook al is elke burger gelijkwaardig aan de ander, toch blijven er conflicten bestaan. Om deze conflicten te beslechten is er dus een partij nodig die conflicten tussen burgers oplost: de politie. De politie heeft in élke moderne samenleving het geweldsmonopolie, dat betekent dat de politie gemachtigd is geweld te gebruiken indien een bepaalde situatie dit noodzakelijk acht. Hieruit volgt de conclusie dat het dragen van een politie-uniform co-existeert met een bepaalde machtspositie.

Ergo: zodra een persoon gemachtigd is om een politie-uniform te dragen tezamen met een geloofsovertuiging, is dit ten eerste in conflict met artikel 1 van de grondwet, omdat er sprake is van een uitzonderingspositie en ten tweede veroorzaakt dit een verstoring in machtsverhoudingen. Tenslotte ontstaat nu de vraag: waarom mag deze vrouw wél een hoofddoek dragen tezamen met haar politie-uniform, maar mag een jood geen keppeltje dragen? Het antwoord hierop is heel simpel: niet.
Het dragen van élke vorm van geloofsovertuiging tezamen met een politie-uniform verstoort de machtsverhoudingen tussen groepen mensen en dat is onwenselijk in een stabiele samenleving. Het argument dat de vrouw in kwestie in het uitoefenen van haar publieke functie niet zichtbaar is voor de gewone burger is een zwak argument, want er is vooralsnog een uitzonderingspositie ontstaat voor de vrouw in kwestie, waardoor de machtsverhoudingen binnen een al gepolariseerde samenleving wederom verstoort wordt.
In een seculiere staat wordt de scheiding tussen kerk en staat op stricte wijze gewaarborgd en met deze uitspraak door een gerenommeerd instituut zoals het College van de Rechten van de Mens wordt de seculiere staat met voeten getreden. Een zéér zorgelijke ontwikkeling wat enkel zal leiden tot méér identiteitspolitiek en minder met ethische argumenten. Het College van de Rechten van de Mens moet zich schamen dat zij zich op een dergelijke manier onttrekken van hun verantwoording!
En moge alles breken, wat aan onze waarheden breken- kan! Menig huis valt er nog te bouwen
- Friedrich Nietzsche - Aldus Sprak Zarathoestra.
Mijn vrienden, dank voor het lezen van dit blog! Laten wij zorg dragen voor het behoud van onze prachtige seculiere staat, geen mens is superieur aan een ander, laten wij deze verhoudingen koesteren teneinde het voorkomen van conflicten. Ik wens jullie allen nog een hele fijne dag toe, een dikke knuffel van jullie amateur-filosoof, Halbe!