zondag 31 maart 2013

Filosofisch intermezzo - Metafysica vs. Kwantum Mechanica

Het is naar weten dat alle mensen van nature streven. Een aanwijzing daarvoor is hun voorliefde voor de waarnemingen. Die voorliefde geldt de waarnemingen namelijk ook omwille van zichzelf, los van enig nut, en het meest van al de waarneming door middel van de ogen. Niet alleen namelijk om ons handelen mogelijk te maken, maar ook wanneer we geen handeling overwegen, verkiezen we het zien, durf ik te zeggen, boven alle andere waarnemingen. De oorzaak hiervan is dat vooral deze waarneming ons de dingen leert kennen en allerlei kenmerken laat zien.[...]
Ervaring heeft een aanzienlijke gelijkenis met kennis en techniek, maar in feite is het zo dat kennis en techniek bij mensen ontstaan op grond van ervaring. Ervaring is, in de woorden van Polus, de moeder van techniek, en onervarenheid baart toevalstreffers. Techniek ontstaat als uit een groot aantal inzichten die op ervaring betrekking hebben één algemene veronderstelling over alle vergelijkbare gevallen ontstaat. De veronderstelling dat Callias, wanneer hij aan een bepaalde ziekte lijdt, baat heeft bij een bepaald medicijn of een bepaalde behandeling, net als Socrates en een groot aantal andere individuen in dezelfde toestand, is een zaak van ervaring, maar de veronderstelling dat alle mensen die aan deze ziekte lijden en op de grond van één specifiek symptoom gedefinieerd worden - bijvoorbeeld als flegmatisch, cholerisch of intermitterend koortsig -, er baat bij hebben, is een zaak van techniek.
- Metafysica - Boek Alpha, Nederlandse vertaling door Dr. Ben Schomakers,pagina 79/81

De bovenstaande tekst is afkomstig uit een aantal werken van Aristoteles die bekend staan als 'De werken na de fysica'. Deze werken bespreken de fysica, het bestaan van het al. Niet vanuit een empirische visie, maar vanuit een elementaire propositie. Juist vanwege dit perspectief op de fysica zijn deze werken omgedoopt tot de metafysica - vrij vertaald in het nederlands als 'abstractum van de fysica'.
Metafysica neigt naar de wetenschap zoals wij die kennen als kwantum mechanica - de wetmatigheden van subatomaire deeltjes. Ik zeg expliciet neigt, want metafysica is nog altijd gebaseerd op logica, terwijl kwantum mechanica uitgaat van een wiskundige rangorde. Toch blijven beide vakgebieden mij enorm intrigeren, zeker gezien het gegeven dat de één gefundeerd is op onze ratio, terwijl de ander een tot heden lastig aan te tonen wetenschap is gebleven. Planck, Maxwell en Einstein waren in zekere zin de grondleggers van de kwantum mechanica. Maxwell had d.m.v. zijn berekeningen aangetoond dat er een energie bestond dat niet met de gebruikelijke experimenten konden worden aangetoond. Planck heeft uiteindelijk een model ontwikkeld dat het mogelijk maakte om die energie te kwantificeren in een vaste constante en Einstein was de eerste die met het foto-elektrisch effect het bestaan van fotonen heeft aangetoond.

De metafysica gaat echter heel ver terug, zelfs verder dan Aristoteles. In zekere zin begon de metafysica met de uitspraken die door Parmenides zijn gedaan; deze gaan uit van het onveranderlijke, van het bestaan van de ene, 'alles is eenheid'. Parmenides ging uit van het onveranderlijke - omdat alles er altijd is geweest, kan het niets niet bestaan. Hiermee legde hij als filosoof een belangrijk punt bloot over het toepassen van menselijke logica. Het feit dat A bestaat betekent niet dat hiermee het bestaan van B kan worden ontkent. Deze filosofie wordt door Hegel uitgedragen is en is voornamelijk bekritiseerd door Kierkegaard.
Een ander belangrijk punt dat door Parmenides wordt uitgedragen, is die van beweging. Als de ruimte zou zijn opgebouwd uit een vaste matrix van materie, dan kon tijd niet bestaan. Ruimte dat niet bestaat uit materie is noodzakelijk voor het bestaan van het al, want anders zou materie niet kunnen bewegen en zou het concept van beweging in het begrip van het woord zoals wij dat kennen niet eens kunnen bestaan.
Toch geeft dit stof om over na te denken, vooral in het kader van de huidige kwantum mechanische inzichten. Het concept van absolute ruimte & absolute lineaire tijd is ontkracht met de relativiteitstheorie van Einstein. Kant had in zijn tijd de metafysica herschreven door het rationalisme voortkomend uit denkers als Decartes en Leibniz te vereenzelvigen met het empirisme van denkers als Hume en Locke. Maar Kant ging uit van een absolute tijd-ruimte; in zijn transcendentale filosofie stond het subject centraal als het kennend subject van een transcendentaal object. Voor de menselijke begripsvorming is dit een toepasbaar paradigma, door vanuit een kennend bewustzijn de wereld te leren kennen - door op basis van a priori wetten uitgaan van de existentie van een elementaire vorm van kennis. Maar het concept van de absolute tijd-ruimte is in het moderne wetenschappelijk tijdperk weerlegt. Afstanden zijn betrekkelijk en afhankelijk geworden van het referentiepunt. Waar men vroeger nog uitging van een ruimte dat altijd zou bestaan, heeft men nu ontdekt dat ook al blijft een ruimte bestaan vanuit een empirisch perspectief, op kwantum niveau is alle materie veranderlijk en onderhevig aan veranderingen.

De filosofische implicaties hiervan zijn lastig te plaatsen, vooral door na te gaan dat de natuurwetten zoals die geschreven zijn door Newton op het gebied van de klassieke mechanica nog steeds functioneel en zelfs actueel zijn! Dit geeft een hoop stof te denken, dat de materiële wereld zoals wij die kennen functioneert conform de beschrijving van de fenomenen volgens de klassieke natuurwetten, maar dat er op kwantum niveau nog een wereld bestaat dat invloed uitoefent op die van ons - is hier sprake van een dualiteit?
Misschien is het handiger om eerst de volgende vraagstelling op te werpen: wat is materie?
Binnen de oude grieken waren er twee die van mening waren dat onze wereld was opgebouwd uit ondeelbare deeltjes genaamd atomen; Democritus en Epicurus waren beiden aanhanger van de theorie dat materie was opgebouwd uit atomen. Dit was meer een mechanistisch model waarmee de werking van materie kon worden verklaard en dit stond dan ook lijnrecht tegenover het model dat door Parmenides werd aangedragen - 'alles is eenheid'. Als alles eenheid zou zijn, dan kan er geen elementaire bouw zijn van materie waar alles aan onderhevig is, want alles ís al eenheid.
De wetenschap heeft uiteindelijk in de 19e eeuw het bestaan van atomen kunnen plaatsen in de atoomtheorie, hiermee was het bestaan van atomen niet aangetoond, maar konden wel een scala aan fenomenen worden verklaard. Pas eind 19e eeuw kwam men tot de ontdekking van het bestaan van de subatomaire partikels - neutronen, elektronen en protonen. Deze ontdekking leidde uiteindelijk tot het onderzoek naar subatomaire deeltjes, waarbij Einstein uiteindelijk op het bestaan van fotonen belandde.
Het bestaan van quarks en andere elementaire deeltjes die deel uitmaken van het bestaan van het al, maken het beantwoorden van deze vraagstelling bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk. De britse filosoof John Locke was een aanhanger van de atoomtheorie, hij maakte op een zeer gedegen wijze onderscheid tussen materie en lichaam. In zijn werk An Essay Concerning Human Understanding heeft hij het volgende geschreven:
But we see, that though it be proper to say, there is one matter of alle bodies, one cannot say, there is one body of all matters: we familiarly say, one body is bigger than another, but it sounds so harsh (and I think is never used) to say, one matter is bigger than another. [...] For body stands for a solid extended figured substance, whereof matter is but a partial and more confused conception, it seeming to me to be used for the substance and solidity of body, without taking in its extension and figure: and therefore it is that speaking of matter, we speak of it always as one, because in truth, it expressly contains nothing but the idea of a solid substance, which is everywhere the same, everywhere uniform.
De duitse filosoof Immanuel Kant had hier echter het volgende over te zeggen:
We zouden de ruimte eigenlijk geen compositum [samengestelde], maar een totum [geheel] moeten noemen, omdat de delen ervan alleen in het geheel mogelijk zijn en het geheel niet door de delen. [...] Omdat de ruimte niet iets is wat is samengesteld uit substanties (zelfs uit niet reële accidenten), zal er, als ik elke samenstelling in die ruimte ophef, niets overblijven, zelfs niet het punt; want dit punt is alleen mogelijk als grens van een ruimte, dus van een samengesteld iets. [...] We kunnen dus het bewijs voor de noodzaak van het enkelvoudige als bestanddeel van al het substantieel samengestelde [...] gemakkelijk bederven als we het te ver doorvoeren en zonder onderscheid voor al het samengestelde willen laten gelden, zoals inderdaad al dikwijls gebeurd is.
Beide filosofen waren overduidelijk aanhangers van de theorie dat het bestaan van de ruimte is samengesteld uit ondeelbare 'punten' cq. 'enkelvoudige' die bij elkaar als geheel de ruimte vormen. Waar Locke praat over "matter" als analogie van ruimte, beschouwd hij body als hetgeen materie vorm geeft. Dit laat echter de suggestie open dat materie kan bestaan zonder lichaam. Wat nog interessanter maakt is dat er wordt verwezen naar een materia prima - een primaire materie. Oftewel, dit model impliceert dat er onderscheid wordt gemaakt tussen materie en primaire materie - iets wat tegenwoordig van toepassing is tussen elementaire deeltjes (atomen, protonen etc.) en kwantum deeltjes (quarks, fotonen etc.).
Kan de vraagstelling nu worden beantwoord? Is materie hetgeen wat wordt opgevat in de breedste zin van het woord? Of kunnen kwantum deeltjes ook worden gerekend tot materie? Ik kies ervoor om kwantum deeltjes niet te rekenen tot het begrip van materie. Het moment dat kwantum deeltjes worden gerekend tot de materie, betekent dat er geen invloed kan worden uitgeoefend op de materie. En dan bevind ik mij op filosofisch glad ijs, dat ik graag in een volgende essay uitvoerig wil gaan behandelen.
Voor nu wil ik eerst nog doorgaan over de vraagstelling m.b.t. dualiteit. De ontwikkelingen van de kwantum mechanica toont aan dat alle fenomenen die zich voortbewegen d.m.v. een golfbeweging (licht, geluid, warmte etc.) worden geconstitueerd door kwantumdeeltjes. Dit geeft stof te denken, blijkbaar is het mogelijk dat alle deeltjes zich gaan rangschikken, wat veroorzaakt dit? En wat levert de energie hiervoor? Zijn het de deeltjes zelf die de energie leveren?
Schijnbaar wordt onder bepaalde condities op macroscopisch niveau (i.e. elementair niveau) een bepaalde kracht gegenereerd door de aanwezige materie op een dusdanige manier te manipuleren, waardoor het zich op een gewenste manier gaat bewegen. Geluidsgolven kunnen worden gestuurd en rangschikken zich naar de vaste materie in de vorm van een ruimte, ook bekend als de zgn. 'akoestiek'. De energie hiervoor wordt mogelijkerwijze constant doorgegeven van deeltjes op deeltje, waardoor de golf zich kan voortbewegen.
Hetzelfde geldt ook voor warmte, hoeveel warmte zijn energie veel sneller afstaat aan de omgeving dan in het geval van geluid. Wellicht is dit te wijten aan de omvang van de energie en de manier van transmissie. Geluidsgolven bewegen zich volgens rechte lijnen, terwijl warmte een diffuse baan kent; zeer inefficiënt in termen van energiebehoud en dus zal warmte ook makkelijk worden overgedragen op de omgeving (en ook afhankelijk van het soort medium, maar dan ga ik extra variabelen introduceren die niet bijdragen aan de essentie van deze alinea).
Licht is een interessant gegeven, Einstein heeft bewezen dat dit wordt bewerkstelligt door fotonen. Het is in feite een energietransmissie van fotonen en wij beschouwen cq. aanschouwen dit als licht. Ook licht kent een diffuse baan, dat zien wij als onze schaduwen. Het is een gegeven dat licht uit de zon wordt gecreëerd als een overschot aan energie afkomstig van de compositie van elementen en de afbraak van diezelfde elementen die vanwege de temperatuur in de zon instabiel worden en uiteen vallen in verschillende elementen. Een bijkomend product hiervan is licht.
Het licht dat uit onze lamp komt is enkel de ophoping van elektronen, die eveneens diffuus energie gaan uitzenden in de vorm van licht.

Hoe je het wend of keert, uiteindelijk beland ik constant bij het begrip energie. Deze derde wet van Newton is nog steeds actueel, al hoewel het gebruik van de wet discutabel is geworden vanwege de kwantum mechanica. Waar energie vroeger werd beschouwd als een substantie, wordt het tegenwoordig vrij snel beschouwd als een golf van deeltjes. Echter is tot heden onbekend wat voor deeltje(s) deze energie constitueert (afgezien van het gegeven dat licht wordt geconstitueerd door fotonen).
Aristoteles heeft het begrip van energie vooralsnog opgevat als een methode voor het beschrijven van beweging. Zijn denken, zijn metafysische werken worden door veel mensen beschouwd als een zgn. "immanente" filosofie; de zoektocht naar God zoals Kant die ondernam, of de zoektocht naar het eeuwige goede van Plato is iets wat niet bestaat niet bij Aristoteles. Zijn ethiek is er een van deugdzaamheid; zijn metafysica is er een waarvan ik die beschouw als het begin van kwantum mechanica. Plato geloofde in een wereld achter de wereld - in een realiteit achter de realiteit. Aristoteles geloofde in een wereld binnen onze wereld - een materie binnen onze materia - de materia prima - de kwantumdeeltjes. Transcendentie is een metafysisch concept die Kant heeft ontwikkeld en waarop zijn transcendentale filosofie grotendeels op stoelt en staat haaks op het immanente denken. En deze tegenstelling ga ik in een volgende essay behandelen.

Mijn vrienden, ik wens iedereen fijne paasdagen toe! Een dikke knuffel van jullie semi-filosoof, Halbe!

donderdag 14 maart 2013

Filosofisch intermezzo - Mensenrechten der pedofilie

Men noemt diegene een vrijgeest die anders denkt dan men op grond van zijn afkomst, omgeving, stand en beroep, of op grond van de dan heersende opvattingen van hem verwacht. Hij is de uitzondering, de gebonden geesten zijn de regel; zij beschuldigen hem ervan dat zijn vrije principes ofwel hun oorsprong vinden in de zucht om op te vallen, of dat er zelfs vrije handelingen, dat wil zeggen, handelingen die onverenigbaar zijn met de gebonden moraal, uit afgeleid kunnen worden. Soms zegt men ook dat deze of gene vrije principes op een bizarre, overspannen geest teruggevoerd kunnen worden; maar zo praat alleen de boosaardigheid, die zelf niet gelooft in wat zij zegt, maar er schade mee wil toebrengen: want de getuigenis van zijn grote verstandelijke kwaliteiten en scherpzinnigheid laat zich meestal zo duidelijk van het gezicht van de vrijgeest aflezen, dat de gebonden geesten het maar al te goed begrijpen. - Friedrich Nietzsche - Menselijk al te Menselijk - Nederlandse vertaling door Thomas graftdijk, pagina 149.

De nederlandse samenleving anno 2013 blijft mij verbazen. Is het niet de manier waarop wij als samenleving een heksenjacht op internet zijn begonnen, zoals ik in mijn vorige blog op kritische wijze heb belicht, valt de samenleving over een fenomeen dat nog altijd veel stof doet opwaaien: pedofilie. Jeroen van Inkel presenteert een programma op Q music genaamd Ask me Anything. Het schijnt dat hij in dit programma al eerder vrij bijzondere gasten heeft gehad (zoals een voetbalhooligan, of iemand die aan morbide obesitas lijdt). Gisteren, woensdag 13 maart 2013, heeft hij echter een wel hele bijzonder gast, een pedofiel. En op het moment dat het grote publiek hiervan lucht kreeg, begonnen al de eerste doodsverwensingen jegens de pedofiel in kwestie. In de media was men al begonnen met het uitten van de nodige verwensingen. Iedereen vind het verwerpelijk dat een dergelijk persoon te gast is op een radioprogramma.
Het is natuurlijk twijfelachtig om te stellen wat de motiviatie is van Jeroen van Inkel om zo een persoon uit te nodigen in zijn programma. Wat ik echter intrigerend vond, was hetgeen zijn sidekick Eva Koreman te zeggen heeft over het fenomeen van pedofilie:
"Mijn stelling is dat iemand die seksuele handelingen verricht met een kind of naar kinderporno kijkt, moet worden gestraft en levenslang onder toezicht moet worden gesteld. Uiteraard. Maar er is ook een andere kant. Je zal er maar achter komen dat je op kinderen valt en daar niets aan kunnen doen. Het lijkt mij een verschrikking. Vervolgens vroegen sommige luisteraars of ik niet goed bij mijn hoofd ben. Ik bedoel het niet slecht, ik probeer me gewoon in anderen te verplaatsen"
Wat ik enorm bizar vind is dat ondanks deze onderbouwing, mensen nog steeds het stereotype beeld van een pedofiel in hun hoofd hebben. Ik vraag mij af, hoe komt dit? Waarom wordt er met zulke argusogen gekeken naar mensen die een dergelijke diagnose hebben gekregen? En wat ik het meest frappant vind, waarom bestaan er überhaupt individuen die van mening zijn dat een pedofiel geen mensenrechten heeft? Op wat voor kromme beredenatie is deze uitspraak berust?

Wat houdt pedofilie in? Pedofilie is volgens wikipedia het "seksueel primair aangetrokken voelen van volwassenen danwel adolescenten tot kinderen die nog niet geslachtsrijp zijn". Is dit gegeven strafbaar? Absoluut niet! Maar het is wel een ernstige kwestie, want een pedofiel is in potentie een seksueel roofdier; de persoon in kwestie ervaart gevoelens waarvan het bewust is dat het uitten van dergelijke gevoelens absoluut niet moreel verantwoord is. Een kleine zoektocht op het internet levert een interesante variëteit aan gegevens. Het toont op een wellicht nonchalante wijze aan hoe diverse individuen het internet (mis)gebruiken als een uitting van hun (vaak irrationele en dus ongefundeerde) mening. Vooral de zaken van Robert M. en zwemleraar Benno L. hebben een hoop stof doen opwaaien binnen onze samenleving.
Wat mensen vaak niet realiseren is dat dergelijke individuen niet representatief zijn voor een bepaald "type mens"; niet iedere pedofiel is een Robert M. of Benno L. en zeker geen Marc Dutroux (let op de nuance dat dit individu wél met volledige naam en toenaam in de media wordt gerepresenteert). Daarnaast laat een kleine zoektocht op het internet een zeer belangrijke nuancering zien tussen het hebben van seksuele gevoelens en het uitten van deze, ook wel genoemd als pedoseksualiteit. In het artikel getiteld pedofilie: lastige lusten wordt op een zeer toegankelijke wijze een beeld gevormd van de psychologische, sociologische en antropologische facetten van pedofilie.
In dit artikel wordt een overzicht opgesteld van een viertal potentiële oorzaken van pedofilie.

1. Psychoanalytica zoals Sigmund Freud beschouwen het als een verstoorde psychoseksuele ontwikkeling. Volgens Freud moet ieder individu een aantal seksuele ontwikkelingstadia doorlopen (orale, anale en genitale fase). Zijn hypothese is dat bij het individu waarbij deze ontwikkeling is verstoord, het individu zal blijven hangen in een bepaald stadium, danzelf een omgekeerde ontwikkeling doormaken (het teruggaan naar een eerdere fase).
2. De leertheoretici beschouwen pedofilie als een seksueel conditionerings - of leerproces. Leerthereotici zijn zogenaamde nurturedenkers, hun propositie is gebaseerd op John Locke's 'Tabula Rasa'; ieder kind is een blanco vel die zich leert te ontwikkelen naar gelang het interacties aangaat met diens omgeving. Hiervan uitgaande stellen zij dat bepaalde milieuomstandigheden (instabiele thuissituatie, sociaal isolement, negatief zelfbeeld etc.) bijdraagt aan de ontwikkeling van pedoseksuele neigingen. Mogelijkerwijze wordt dit verder aangestuurd vanuit het nature-fenomeen (i.e. de potentie voor pedoseksuele neigingen is een psychopathologie dat kan worden herleid naar een bepaalde neurologische configuratie - dit impliceert een genetisch defect waarvan de expressie afhangt van de milieuomstandigheden i.e. het nurture-effect. Expressie resulteert in de ontwikkeling van pedoseksualiteit).
3. Cognitieve psychologen beschouwen pedofilie als een effect van cognitieve vertekeningen en misattributies van de pedofiel in 'gunstige' situaties (heteroseksuele situaties). De persoon in kwestie heeft een scala aan negatieve ervaringen ondergaan in relaties die als maatschappelijk-acceptabel worden beschouwd en deze zijn op een dergelijke negatieve wijze geëindigd dat het individu deze ervaringen projecteert op de universele vorm van een volwassen relatie dat de persoon zich wend tot een ander soort object cq. vorm van relatie --> het aangaan van een relatie met kinderen.
4. Feministen beschouwen pedofilie als een cultureel bepaalde vorm van hypermasculiniteit. De persoon in kwestie geeft echter aan dat het formuleren van een theorie over de oorzaak van pedofilie heel moeilijk is vanwege de multi-causaliteit en heterogeniteit.

Het uitgangspunt van dit artikel is de ernst van pedofilie vanuit een antropologisch perspectief beschouwt, alsmede de (maatschappelijke) bereidheid om hierover op een degelijke wijze een debat te kunnen voeren. Een hoop mensen raken verkrampt bij het horen van het woord "pedofiel"; mensen associëren dit woord direct met een scala aan negatieve begrippen, aan een seksueel roofdier dat enkel leeft om seks te hebben met kinderen - een persoon die niet op een normale wijze kan omgaan met kinderen. In dit artikel wordt verder verwezen naar een ander artikel dat is geschreven door een student filosofie genaamd Désiré Palmen. Zij heeft het artikel Pedofilie - het niet accepteren 'anders' zijn? - een ethische beschouwing op grond van wetenschappelijke gegevens. Hierover is de volgende quote opgesteld:
'Er is een aantal zaken dat hierbij een grote rol speelt. Als belangrijkste oorzaak wil ik de (sensationele, red.) berichtgeving via de media noemen.' (Palmen, 2001, p. 14) Volgens Palmen krijgen mensen gruwelijke verhalen voorgeschoteld, waaraan zij hun (eenzijdige) beeld over pedofilie ontlenen. 'Er zijn weinig mensen met echte kennis over het onderwerp.' (Palmen, 2001, p. 11) Palmen geeft aan dat veel mensen denken dat elke pedofiel een kinderverkrachter of zelfs een kinderdoder is. Volgens Palmen zorgen ook de taboes die kleven aan pedofilie voor hoogoplopende emoties bij mensen. 'Er zit een seksueel aspect aan, er is een kind bij betrokken, er wordt een generatiekloof overschreden en het beschikkingsrecht van ouders over hun kinderen wordt geweld aangedaan.'
Het is dit éénzijdig beeld dat een voedingsbodem kan zijn voor verschillende individuen om op een onrechtmatige en zelfs onrechtvaardige wijze over te gaan tot acties. Pedojagers zijn mensen die op een ironische wijze het fenomeen van pedofilie verergeren - door hun idealen na te streven en pedofilie op een daadkrachtige wijze te bestrijden, zorgen zij ervoor dat mensen die pedofiel zijn worden gedwongen om zich ongemerkt te verplaatsen binnen onze samenleving, dat zij minder snel geneigd zijn om te zoeken naar professionele hulp. Het is dit gegeven dat bijdraagt aan de uiting van pedoseksualiteit - dat een pedofiel op een dergelijke wijze niet meer in staat is om zijn lusten te beteugelen en een slachtoffer gaat maken.
Ieder individu die over gaat tot een dergelijke daad moet uiteraard worden gestraft hiervoor. Maar straffen is voor een pedofiel onvoldoende, het zal een complex traject moeten behandelen waarin het mogelijkerwijze voor de rest van zijn leven in strijd zal zijn met zijn eigen gevoelens. In feite is het heel triest, dat een dergelijk persoon noodgedwongen is om gevoelens te hebben voor een object waarvoor het vanuit een moreel perspectief geen gevoelens kan en mag hebben. Uit het tweede artikel wil ik dan ook de volgende quote onder de aandacht brengen:
We hebben gezien dat er mensen met een pedofiele geaardheid zijn die kinderen seksueel misbruiken. Er zijn echter ook pedofielen die elk seksueel contact met een kind heel duidelijk afwijzen. De respondenten uit mijn interviews zijn daar voorbeelden van.
Dit gegeven draagt bij aan het vormen van een realiteitsgetrouw beeld van pedofielen, dat niet iedere pedofiel in potentie een seksueel roofdier is.
Wat wellicht nog triester is, is het feit dat een slachtoffer van een dergelijke daad een verwerkingstraject moet doorlopen dat bestaat uit een combinatie van schaamte en de onmogelijkheid om op een dergelijke wijze te kunnen communiceren met diens omgeving. Diens omgeving zal enkel de ernst van de daad aanschouwen en berusten op diens woede jegens de aanstichter - de psychosociale en emotionele impact raakt op deze wijze ondergesneeuwt doordat het accent van de daad komt te liggen op het delict en niet op de psychologische effecten van een dergelijk delict. Ik heb verscheidene keren gehoord/gelezen dat er wordt gesuggereerd dat een persoon die ooit slachtoffer is geworden van pedofilie, zelf ook een pedofiel wordt. Helaas heb ik hierover weinig kunnen vinden en is dit wellicht eerder een simplistische verklaring van dit fenomeen dat enkel kan worden bereikt d.m.v. een kromme beredenatie.
Wat rest mij nu nog te zeggen over dit thema? Weinig, toch wil ik de volgende quote uit het tweede artikel onder de aandacht brengen van mijn lezer:
Het lijkt erop dat de pedofiel de heks van onze tijd is geworden.
Wellicht is deze quote iets uit zijn context getrokken, maar er bevindt zich wel degelijk een kern van waarheid in deze woorden. Het verkrampte emotionele individu weet zich geen houding aan te nemen jegens een pedofiel, in de veronderstelling dat het vroeg of laat kinderen zal misbruiken. De pedofiel is gevangen in zijn eigen lichaam, tussen zijn eigen gevoelens en zijn moraliteit - wetende dat seks met kinderen onacceptabel is. Belangrijk is echter dat wij als maatschappij het bestaan van de pedofiel erkennen, zoals zo mooi verwoord is in een artikel uit de volkskrant dat vorig jaar in november is gepubliceerd. Doen wij dit niet en gaan wij de pedofiel als een para van de maatschappij beschouwen, dan dragen wij zelf bij aan een potentiële verergering van het probleem. En wij hoeven ons geen zorgen te maken, maar het zijn onze kinderen die de effecten hiervan zullen ervaren.

Mijn vrienden, dank voor het lezen van deze beladen blog. Ik kan me voorstellen dat enkele mensen op een zeker punt zijn gestopt met lezen, maar ik hoop uit de grond van mijn hart dat wij als maatschappij eens tot een constructief dialoog zullen kunnen komen. Uiteindelijk moeten wij toch met elkaar leren leven als maatschappij zijnde.
Ik wens jullie allen een hele fijne dag toe! Een dikke knuffel van jullie semi-filosoof, Halbe!

donderdag 28 februari 2013

Psychologisch intermezzo - Het individu vs. de groep

Zo worden we eindeloos van de object-ander terugverwezen naar de subject-ander en omgekeerd; nooit komt er een eind aan de wedloop en het is die wedloop, met zijn bruuske omkeringen van de richting, die onze relatie tot de ander constitueert. Ongeacht het moment waarop we in ogenschouw worden genomen, verkeren we in de ene of in de andere van die houdingen - onbevredigd zowel door de ene als door de andere; we kunnen ons korte of lange tijd handhaven in de aangenomen houding, afhankelijk van onze kwade trouwe of van de specifieke omstandigheden van onze geschiedenis, maar nooit zal ze aan zichzelf genoeg hebben; op een duistere manier verwijst ze altijd naar de andere. - Jean-Paul Sartre - Het zijn en het niet - Nederlandse vertaling door Frans de Haan, pagina 520.

In mijn vorige essay heb ik een sluitende conclusie kunnen vormen binnen het thema moraliteit vs. cultuur. Na een hele reeks essays die allemaal toegespitst waren op de verschillende factoren die uiteindelijk leiden tot moraliteit danwel cultuur is het mij gelukt om een volledig beeld te kunnen vormen van de interacties die plaatsvinden tussen het morele individu en hoe dit leidt tot de vorming van een morele cultuur. Waar ik echter aan voorbij gegaan ben, zijn de psychologische interacties tussen het individu en de groep. Het is wellicht interessant om deze psychologische interacties op filosofische wijze te onderzoeken.

De vraag is echter: waar te beginnen?. Het is praktisch om eerst het begrip "groep" af te kaderen cq. te definiëren. Wat houdt een groep in? In de eerste instantie is een groep een samengestelde hoeveelheid individuen. Dat betekent dat een groep een zeer groot abstract element bevat - een groep kan uit 3 mensen bestaan, maar ook uit 30. Grootte is niet inherent aan het begrip van "groep", maar dat betekent wel dat er meer individuen aanwezig zijn in de groep en dat kan zijn reflectie hebben op de variëteit aan interacties. Hoe meer individuen, hoe meer interacties, des te dynamischer zal de groep functioneren.
Dit is een interessant gegeven om op door te gaan. Een groep dat bestaat uit meer individuen, zal dynamischer functioneren. Dit is echter onder specifieke voorwaarden. Indien er sprake is van een collectieve handeling dat ten uitvoer moet worden gebracht zal een groep heel gericht en dus niet dynamisch functioneren. Ieder individu heeft een individuele inbreng, maar dat zal geen effect hebben op de uiteindelijke collectieve handeling dat als doel is gesteld. In die zin wordt het individu ondergeschikt gemaakt aan de groep. Dit is echter enkel onder de conditie van een collectief belang, waarbij het behalen van een bepaald doel voorop wordt gesteld.

Hoe anders is het als het individu zichzelf bepaald als individu zijnde, zichzelf beschouwt als een individu binnen een groep. In zekere zin splitst het zichzelf af van de groep, op het moment dat het zichzelf gaat beschouwen als een groep. Kun je dan nog wel spreken van het bestaan van een groep? Bestaat er eigenlijk überhaupt wel een groep? Is een groep niks meer dan een illusie?
Een groep bestaat wel degelijk, als psychologisch besef dat je als individu deel uitmaakt van een bepaald proces dat wordt gedeeld met andere individuen. Enkel dan bestaat een groep. Maar vanuit een filosofisch perspectief beschouwt bestaat een groep niet en is het enkel een illusoire visie dat wordt gedeeld met andere individuen. Maar als een groep vanuit een filosofisch perspectief niet bestaat, hoe kan dan wel een maatschappij en een cultuur bestaan? Zijn dit dan ook louter psychologische constructen? Een maatschappij is tenslotte niks meer dan het geheel van alle interacties die plaats vinden tussen individuen binnen een natie - cultuur is eerder aan bod gekomen in het filosofisch intermezzo over het begrip cultuur. Hierin heb ik de volgende definitie van cultuur nader toebelicht en filosofisch onderzocht op diens validiteit.
cultuur als existentieel fenomeen is een dynamisch sociologisch mechanisme dat veranderlijk is en per definitie onmogelijk kan worden behouden. Het existeert in het nu en nu is een ongedefinieerde tijdsperiode dat bestaat tussen het verleden en de toekomst.
Dit biedt wellicht een nieuw licht op het door mij aangedragen probleem. Cultuur kan worden beschouwd als een existentieel fenomeen. Maatschappij en zelfs het hele concept van een groep kunnen eveneens vanuit dit perspectief op menselijke interacties worden beschouwd als een existentieel fenomeen. Voor de volledigheid van deze essay is het wellicht handig om primair te definiëren wat een existentieel fenomeen inhoudt.
De term existentieel impliceert dat er sprake is van het bestaan van een zekere substantie. Het bestaan hiervan hoeft niet per definitie te worden waargenomen volgens de empirische weg - vanuit de natuurkunde en scheikunde is bewezen dat een substantie kan bestaan zonder te worden waargenomen d.m.v. onze zintuigen. Wat wij waarnemen met onze zintuigen is de realiteit zoals die wordt gevormd door de manier waarop wij onze wereld aanschouwen - het bestaan van een variëteit aan substanties is inherent aan het bestaan van onze wereld. Wat wij waarnemen zijn de effecten van het bestaan van deze substanties. Een dergelijk effect kan worden beschouwd als een fenomeen - een interactie tussen de aanschouwer en diens omgeving.
Het bovenstaande gededuceert kan de volgende definitie worden gevormd van het begrip "existentieel fenomeen": 'een interactie van een aanschouwer met een bepaalde substantie van diens omgeving, begeleid door diens zintuigen waarmee het bestaan van die substantie al dan wel of niet direct of indirect wordt bevestigd.'

Dit gegeven impliceert dat een existentieel fenomeen enkel kan bestaan als psychologische gewaarwording van de substantie in kwestie. Immers bestaan wij enkel als psychologisch bewustzijn. Maar dan blijft nog altijd het complexe paradigma bestaan van een individu dat zichzelf plaatst ten opzichte van andere individuen die zich als een groep beschouwen en zodoende zichzelf plaatsen onder de noemer "wij". Interessant gegeven is dat door het concept van een groep te reduceren tot een psychologische gewaarwording, het begrip "wij" wordt gereduceerd tot een illusoir beeld waarin het individu zichzelf ondergeschikt maakt aan de groep - vanuit een filosofisch perspectief beschouwt bestaat er überhaupt geen "wij".
En toch blijven wij communiceren in termen van groepen, blijft het psychologisch idee van een groep individuen behouden. Wellicht dat dit te wijten is aan het feit dat wij de noodzaak van het bestaan van de ander erkennen. Niet alleen onze huidige samenlevingen, zelfs de oudste samenlevingen konden al een vorm van samenwerkingsverband. Al vanaf het vroegste bestaan van de mens wordt het bestaan van de groep als psychologisch proces ervaren als een positieve ontwikkeling - ieder individu kon zichzelf nuttig maken en zichzelf verdienstelijk maken naar de groep, waardoor de groep voor ieder individu op een collectieve wijze zou zorgen.
In onze huidige samenlevingen is het niet veel anders. Er zijn volledige psychologische modellen ontwikkeld, waarin een aantal "rolmodellen" zijn opgesteld als een abstracte kwalificatie van menselijk gedrag op de werkvloer. Wij erkennen de diversiteit van de mens - ieder mens heeft zijn eigen talenten en het is raadzaam voor ieder mens om die ontplooien in de verwachting dat het individu op die manier een grote bijdrage kan leveren aan de groep. Door ontplooiing van het individu en diens bijdrage kan de groep bestaan en zal de groep op zijn beurt het individu onderhouden; in onze huidige samenlevingen bestaat de groep als analogie van organisaties en onderhoudt de organisatie het individu als analogie van uitbetaling van loon als beloning voor de uitvoering van de aangewezen werkzaamheden als analogie voor diens bijdrage aan de groep.

Is het mogelijk om het paradigma van het individu vs. de groep te doorbreken? Of is dit inherent aan de menselijke existentie, dat er altijd een complexe verhouding zal bestaan tussen het individu en de groep? In feite wel. Los hiervan bestaat er een diversiteit aan interacties tussen het individu en de groep waarvan het loont om het verder op filosofische wijze te onderzoeken. Het doel hiervan is om vast te stellen of iedere interactie uniek in zijn bestaan is, of dat er een universeel model kan worden opgesteld dat fungeert als een universaliteit van de interacties tussen het individu en de groep. En dit, mijn vrienden, is iets wat ik in een volgende essay zal gaan onderzoeken. Voor nu wens ik jullie allen een hele fijne avond!
Een dikke knuffel van jullie semi-filosoof, Halbe!

dinsdag 26 februari 2013

Filosofisch intermezzo - Moraliteit vs. Cultuur

Onze tijd maakt de indruk van een interim-toestand; de oude wereldbeschouwingen, de oude culturen bestaan gedeeltelijk nog, de nieuwe zijn nog onzeker en niet ingeburgerd en daardoor nog geen afgeronde eenheid en weinig consequent. Het lijkt alsof alles chaotisch wordt, het oude verloren gaat, het nieuwe totaal niet deugt en steeds slapper wordt.[...] We wankelen, maar het is zaak daar niet angstig van te worden en het nieuw-verworvene prijs te geven. Bovendien kunnen we niet terug naar het oude, we hebben de schepen achter ons verbrand; het enige dat ons rest is dapper te zijn, waartoe dat ook mag leiden. - Als we maar doorlopen, als we maar van de plaats komen! - Friedrich Nietzsche - Menselijk al te menselijk - pagina 162 nederlandse vertaling Boom.

In mijn vorige blog heb ik een betoog gehouden over het concept moraliteit. Ik ben de afgelopen maanden bezig geweest met het vormen van een eigen begrip over dit complexe thema. Ik heb al verschillende essays hieraan gewijd, die allemaal de revue hebben gepasseerd in mijn vorige blog. Ik heb iedere essay zorgvuldig doorgenomen en de validiteit gecontroleerd van de verschillende aangedragen argumenten waarop de uiteindelijk conclusie van de desbetreffende essay op is gebaseerd. Het heeft geleid tot enkele verassende inzichten, waarvan de belangrijkste wellicht de ontdekking was dat de ideeënleer van Plato ontoereikend is voor het vormen van een concreet begrip van moraliteit beschouwd vanuit een metafysisch perspectief. Uiteindelijk heb ik besloten om het gestelde paradigma te behouden in zijn huidige vorm, met de onderliggende gedachte dat het is toespitst op een ander filosofisch systeem van Plato's ideeënleer.
Dan rest mij nu nog het afronden van het thema moraliteit, beschouwd vanuit een cultureel perspectief. Dit zal ik ten uitvoer brengen door de interacties tussen cultuur en het concept van moraliteit op een diepgaander niveau op een filosofische wijze te onderzoeken. Ik begin hiermee wederom bij mijn essay over het fenomeen van cultuur. In mijn vorige essay heb ik hierover de volgende conclusie kunnen trekken:
botsing van culturen leidt onherroepelijk tot het worden beïnvloed van de ene cultuur door de ander.
Wat voor effect heeft dit gegeven op de vorming van moraliteit? De eerste gedachte is dat een botsing tussen culturen met diens normen, waarden en gebruiken onheroepelijk leidt tot een veranderde moraliteit zoals geldig is binnen diens cultuur. Wellicht is het handig om eerst een eenduidige definitie van moraliteit op te stellen. Tot heden heb ik het volgende gevormd van het begrip moraliteit: moraliteit - de noodzaak voor menselijke existentie en diens menselijkheid om gestelde normen en waarden te hanteren en handhaven om aldoende harmonie te creëeren tussen mensen.
Is dit gegeven voldoende om te kunnen fungeren als een definitie van moraliteit? Of mist er nog een elementair facet van moraliteit? Eigenlijk voldoet deze omschrijving niet als men de interacties tussen mensen in beschouwing neemt. Er wordt verwezen naar menselijke existentie, maar voor het individu is het geen noodzaak, het wordt pas een noodzaak indien er sprake is van de vorming van een groep. Om te kunnen vaststellen welke normen er binnen een groep gelden, zal moraliteit gelden als de leidraad voor het instellen van die norm. Of is het omgekeerd? Een interessante denkwijze dat loont om verder uit te diepen.

Ik begin hiermee bij mijn filosofisch intermezzo over Het begrip van cultuur. Hierin heb ik op een filosofische wijze de diverse facetten van cultuur onderzocht. Een interessant gegeven is de conclusie dat uiteindelijk het individu dat zich niet conformeert naar de geldende normen van de cultuur leidend zijn voor het aandragen van veranderingen in het gedachtengoed cq. gebruiken van een cultuur. Dit impliceert dat het individu in elke conditie leidend is voor het doorvoeren van veranderingen binnen een groep. Echter is het doorvoeren van veranderingen inherent aan een aantal onderliggende factoren. Primair is de essentie van het thema van groot belang. Indien het thema betrekking heeft op de hele groep en op een positieve bijdraagt aan de ontwikkeling, zal het veel sneller worden geïmplementeert dan wanneer het thema enkel bijdraagt aan de ontwikkeling van enkele individuen. Hoe kleiner de groep individuen is t.o.v. de grote groep, des te langzamer zal het nieuwe gedachtengoed een fundament verkrijgen binnen de groep en soms zelfs niet indien het draagvlak dusdanig minimaal is dat het geen meerwaarde heeft voor de groep om het idee te implementeren in diens gedachtengoed. In feite gaat de ontwikkeling van cultuur gepaard volgens dezelfde sociologische mechanismen als een democratie, ware het niet dat een democratie een staatsvorm is en cultuur een abstractie existentie is van de normen en waarden binnen een natie. Dit gezegd hebbende is de conclusie eenduidig: de moraliteit van het individu is geldend als de heersende norm binnen een cultuur.
Dit impliceert dat het individu zal bepalen wat voor omgangsnormen met diens medemens wenselijk is en dat de existentie van moraliteit inherent is aan het bestaan van een groep mensen. Betekent dit dat het concept van menselijkheid een analogie is van moraliteit? In zekere zin wel, door het hanteren van een norm bepalen wij op transcendente wijze een deugdelijke omgang met elkander; de praktisering van deze omgang is onze menselijkheid. Is het dan in dit stadium mogelijk om een definitie op te stellen van moraliteit? Zeer zeker.
Moraliteit is de transcendente norm gesteld door het individu waarop wordt bepaald op wat voor wijze mensen op een deugdelijke wijze interacties aangaan met elkaar.
Dit gegeven impliceert dat al onze normen en waarden zoals die voortkomen uit onze cultuur zijn gebaseerd op de moraliteit zoals die is opgesteld door het individu en dat leidt onheroepelijk tot harmonie tussen mensen, waarmee een natie op een ordelijke wijze kan voortbestaan. Chaos en anarchie zijn in dit perspectief beschouwt niks meer dan het gemis van een moraliteit onder groepen mensen, danwel een verkapte vorm van moraliteit waardoor het menselijk handelen wordt gedegradeerd tot een instinctieve wijze van existeren en het bewustzijn, dat in zekere zin fungeert als het fundament van moraliteit, ondergeschikt wordt gemaakt aan de instinctieve wijze van handelen.

In mijn psychologisch intermezzo waarin ik een uiteenzetting heb gemaakt van het morele individu vs. cultuur ben ik uit gegaan van het karakter als de primaire eenheid van ons bewustzijn en de vorming van de intrinsieke morele lat. Dit gegeven onderstreept de onlosmakelijk ontwikkeling van een vorm van interacties tussen mensen dat indien er wordt voldaan aan een bepaalde invulling van deugdelijk handelen, dit kan worden gekwalificeerd als moraliteit. Daaropvolgend heb ik de volgende opmerkelijke samenvatting opgesteld:
De uiteindelijk vorming van het moraal als kind-zijnde tot het volwassen-zijnde, is echter weer een bijzondere interactie die het kind ten uitvoer brengt gedurende diens opvoeding en de kennis en (levens)wijsheid die het kind verkrijgt gedurende diens ontwikkeling tot het zijn van het individu. En dit moraal wordt mede gevormd door externe interacties met de omgeving en de gehanteerde normen en waarden die de samenleving aandraagt, als onderliggend mechanisme dat uitmondt in cultuur. Het individu is echter van substantieel belang voor het behoud van cultuur, want de reflectie van diens individuele normen en waarden is wat uiteindelijk de cultuur van een volk vormt.
Dit is geheel in lijn met de ideeën van diverse filosofen, waarvan ik een belangrijke quote in mijn vorige essay heb geplaatst van Jean Paul Sartre. Zijn uitgangspunt is vooralsnog de noodzakelijke vrijheid van het individu. Het is door vrijheid dat wij genoodzaakt zijn om interacties aan te gaan met onze omgeving. Aldoende leidt dit tot de vorming van een bepaalde vorm van interacties. Dit gegeven impliceert dat moraliteit enkel kan bestaan vanuit het perspectief van vrijheid danwel de vrije wil van het individu, geheel in de lijn van Kant's denken. Het is door ons deugdelijk handelen dat wij vorm geven aan de methoden van onze interacties, aan de manier waarop wij onze samenlevingen vorm geven. Door het individu deugdelijk op te voeden, conform het karakter, zal er een "deugdelijke generatie" ontstaan vanuit diens interacties cq. invloed op de ontwikkeling van cultuur. Een "deugdelijke cultuur" is een utopie, dat wel degelijk realiteit kan worden.
Uiteraard is het omgekeerde ook mogelijk. Indien een ondeugdelijke omgang met onze medemens de norm wordt van het individu, zal er een ondeugdelijke cultuur ontstaan. Dit is momenteel gaande gezien de ontwikkelingen o.a. uit het gegeven dat sociale media tegenwoordig als een digitale schandpaal worden gebruikt. Gelukkig zijn gedragingen zoals deze betrekkelijk en is het des te simpeler te stellen dat onze cultuur ondeugdelijke normen begint te vertonen, terwijl dit ook een incident kan zijn. Daarnaast is het louter in het belang van de maatschappij dat deugdelijk handelen cq. moraliteit een belangrijk fundament wordt van onze cultuur. Het is zoals eerder gesteld moraliteit dat primair bijdraagt aan de vorming van een maatschappij waarin ieder individu zichzelf volledig tot ontplooiing kan brengen zonder een ander schade te berokkenen. Juist daarom zal een dergelijke oproep tot een nationele protestactie zoals soms door een individu wordt geopperd nooit waarheid worden, is er nou eenmaal geen (moreel) draagvlak. De prikkel voor mensen om tot een dergelijke protestactie over te gaan ligt daarvoor veel te hoog. Het uitten van een mening daarentegen op een willekeurige webpagina is makkelijk en kost relatief weinig tijd. Juist daarom wordt er door een hoop mensen op een dergelijke wijze onvrede geuit, maar leidt dit niet tot een dergelijke actie. De vermeende volkswoede draagt niet bij aan de gewenste (deugdelijke) ontwikkeling van onze cultuur, dus laat ieder individu het bij het uitten van een mening om vervolgens over te gaan op de waan van de dag.

Ok, nu begint het interessant te worden en wordt er een helder beeld gevormd. Uit het bovenstaande kan er een finale conclusie worden gededuceerd: de ontwikkeling van het individu is leidend voor de ontwikkeling van cultuur volgens dezelfde sociologische mechanismen als de ontwikkeling van een natie gebeurd volgens het democratisch bestel. Het morele individu is op haar beurt verantwoordelijk voor de morele ontwikkeling van de maatschappij, aangezien het individu leidend is voor de ontwikkeling van cultuur. Indien een ontwikkeling wenselijk is en er bestaat een groot draagvlak onder de bevolking, dan zal de nieuwe ontwikkeling vrij snel worden geïmplementeerd. Een voorwaarde is echter dat de gewenste ontwikkeling bijdraagt aan een verdere stabiele, morele samenleving. Moraliteit wordt in dit perspectief beschouwt als leidend voor de invoering van de ontwikkeling. Iedere ontwikkeling dat op een negatieve wijze bijdraagt aan de moraliteit van onze cultuur zal worden veroordeeld, met als doel het bijsturen van het individu dat diens moraliteit niet op dezelfde wijze beschouwt zoals transcendent door de cultuur van de natie ten uitvoer wordt gebracht conform diens menselijkheid.

Mijn vrienden, ik dank u hartelijk voor het lezen van deze sluitende essay over moraliteit! Ik had niet verwacht dat het zoveel tijd in beslag zou nemen, maar desalniettemin was het de moeite waard. Uiteindelijk is het mij toch gelukt om een sluitende conclusie te kunnen vormen over moraliteit en diens interacties met cultuur.
Ik wens jullie allen een hele fijne avond toe! Een dikke knuffel van jullie semi-filosoof, Halbe!

donderdag 31 januari 2013

Filosofisch intermezzo - Het concept moraliteit

Onze tijd maakt de indruk van een interim-toestand; de oude wereldbeschouwingen, de oude culturen bestaan gedeeltelijk nog, de nieuwe zijn nog onzeker en niet ingeburgerd en daardoor nog geen afgeronde eenheid en weinig consequent. Het lijkt alsof alles chaotisch wordt, het oude verloren gaat, het nieuwe totaal niet deugt en steeds slapper wordt.[...] We wankelen, maar het is zaak daar niet angstig van te worden en het nieuw-verworvene prijs te geven. Bovendien kunnen we niet terug naar het oude, we hebben de schepen achter ons verbrand; het enige dat ons rest is dapper te zijn, waartoe dat ook mag leiden. - Als we maar doorlopen, als we maar van de plaats komen! - Friedrich Nietzsche - Menselijk al te menselijk - pagina 162 nederlandse vertaling Boom.

In mijn vorige blog, een filosofisch intermezzo over het begrip cultuur, ben ik in mijn persoonlijke zoektocht om het concept van moraliteit volledig te begrijpen beland bij het opstellen van een begrip van cultuur. Het uitgangspunt was dat de moraliteit en diens ontwikkeling inherent is aan de cultuur dat door een natie wordt gedragen. Het doel van deze essay is om tot een sluitende conclusie (voorzover dat mogelijk is) te komen over het thema moraliteit. Zoals te lezen is in mijn vorige blog heb ik een volledig overzicht gemaakt van de diversiteit aan essays die ik heb gewijd aan dit thema. Elke keer heb ik het thema uit een ander perspectief beschouwt en elke keer ben ik een stap dichter gekomen bij een finale conclusie. Echter ben ik van mening dat een sluitende conclusie enkel ten uitvoer kan worden gebracht door te reflecteren op de diversiteit aan aangedragen argumenten. Ik zal ieder argument onder de loep nemen, vaststellen of de vraagstelling correct is uitgevoerd én beantwoorden of deze bijdraagt tot het vormen van een uiteindelijke conclusie.

Ik begin bij mijn essay over het fenomeen van cultuur. In dit betoog heb ik het eerste aanstalten gemaakt op het opzetten van een correcte beeldvorming over het concept van cultuur. Ik heb geen concrete vraagstelling opgesteld danwel beantwoord. Wat ik echter kan deduceren is het volgende belangrijke gegeven: botsing van culturen leidt onherroepelijk tot het worden beïnvloed van de ene cultuur door de ander.
Zoals we kunnen vaststellen uit mijn vorige essay, waarin ik een aantal elementen van cultuur heb benoemd, worden deze elementen aangetast door de botsing van culturen. Doordat mensen noodzakelijkerwijze worden geconfronteerd met een andere denkwijze, gaan mensen hun eigen denkwijze reflecteren op die andere denkwijze. Dit kan op twee manier een gevolg hebben: 1)de eigen cultuur wordt intenser aangedragen vanwege een intense afkeer jegens de andere denkwijze; 2)de eigen cultuur wordt bekritiseerd op punten waar verandering gewenst is en het aanschouwen van een andere denkwijze toont aan hoe een verandering concreet wordt gemaakt in een bepaalde gedragswijze.
Een interessante denkwijze is om verder te beredeneren hoe deze twee mogelijkheden hun effect zullen hebben op een samenleving. Eigenlijk vallen we dan terug op een wijze van beredeneren, waarin de som van individuen bepaald in wat voor mate een cultuur wordt beïnvloed. Dit is tevens een goed moment om onze visie verder te verbreden op een volgende essay, waarin ik een omschrijving heb gemaakt van de invloed van individuen op elkander en hoe dit resulteert in een collectieve gedachtenwijze dat wordt uitgedragen als cultuur zijnde.

In mijn essay waarin ik vanuit een psychologisch perspectief een betoog heb opgesteld tussen het morele individu en cultuur heb ik een primair begin gemaakt in het analyseren van de interacties tussen individuen en de uiteindelijke weergave op de cultuur. Mijn uitgangspunt in deze essay was het karakter. Vervolgens heb ik verschillende vraagstellingen opgeworpen die allen betrekking hebben op de ontwikkeling die een individu maakt gedurende diens opgroeien van een kind tot aan een volwassen persoon.
Een belangrijk gegeven is de stelling dat een kind in staat voor het opstellen van een intrinsieke morele lat louter op basis van empathie. Dit is denk ik een goed punt om eens tegen een kritisch licht te houden en onderzoeken of deze gedachtewijze valide is.
Voordat we verder gaan is het raadzaam om te beschouwen wat wij verstaan onder het begrip van een "intrinsieke morele lat". Intrinsiek impliceert dat de morele lat enkel betrekking heeft op intrinsieke betrekkingen. Dus dat betekent dat een kind enkel kennis kan hebben van hoe het zijn gedrag ten opzichte van andere mensen moet uitten. Het kind heeft verder geen enkel inzicht op externe betrekkingen, los van de associatiepatronen die het al vanaf jongs af aan heeft geleerd. Deze vormen bij elkaar de morele lat. Het leert associatiepatronen die worden onderbouwd op basis van empathie. Dit betekent dat empathie een voorwaarde is voor het kunnen opstellen van een morele lat. Een kind dat wegens een willekeurige oorzaak (bv. een genetisch defect) niet in staat is om gewaar te worden van zijn/haar eigen empathisch gedrag, zal dan ook andere associatiepatronen leren dan een kind dat wél gewaarwordt van zijn/haar eigen empathisch gedrag (en dus gaat huilen indien het kind een ander kind ziet huilen etc.).
Kunnen wij spreken over moraliteit? In feite wel ja, in die zin dat een intrinsieke morele lat een fundament creëert voor het ontwikkelen van een moraal. Pas indien een kind een moraal heeft ontwikkeld, zal het zijn/haar gedrag hieraan conformeren en zal er daadwerkelijk sprake zijn van de ontwikkeling van moraal gedrag. Echter is de ontwikkeling een lange weg die het individu moet afleggen. Het kind dat geen empathie kent, zal geen intrinsieke morele lat hebben. Dat betekent dat het ontwikkelen van een moraliteit lastig zal zijn, maar niet onmogelijk is! Een intrinsieke morele lat fungeert louter als een fundament, dat betekent niet dat er alsnog een vorm van moraliteit kan worden ontwikkeld. Associatiepatronen zijn vrij simpel te veranderen, vooral indien er sprake is van een hogere intelligentie zijn de associatiepatronen sneller vervormbaar en vergemakkelijkt dit de ontwikkeling van een moraliteit bij een kind, ook al kent het geen empathie.

Niet alleen kinderen zonder een intrinsieke morele lat zijn in staat om een moraliteit te ontwikkelen, zelfs volwassenen op leeftijd zijn in staat om alsnog een moraliteit te ontwikkelen! Wat het lastig maakt, is de afname in plasticiteit van de hersenen gedurende het verouderingsproces. Dit betekent dat hoe ouder iemand is, hoe moeilijker iemand leert, dus hoe moeilijker iemand zijn/haar gedrag kan aanpassen. Maar lastig betekent niet onmogelijk en indien er sprake is van een noodzaak voor het ontwikkelen van een bepaald moraal bij een bepaald individu, des te groter is de kans dat het zal slagen.
Interessant wordt het indien er sprake is van een volwassen persoon die geen empathie kent en ook nog eens nooit een moraal heeft ontwikkeld. In feite heeft zo een persoon een zekere vorm van moraal ontwikkeld. De vraag is of de vorm van moraal die de persoon in kwestie heeft ontwikkeld voldoende overeenkomt met het moraal zoals het maatschappelijk gewenst is van een volwassen persoon. Het lastige is dat er al sprake is van een neurologisch defect - de persoon in kwestie kent geen empathie, dus dan is het aannemelijk dat ook andere neurologische feedback-mechanismen niet optimaal functioneren. Afhankelijk van de ernst van het neurologisch defect is de persoon in kwestie in potentie een psychopaat. Het hoeft echter niet te betekenen dat de persoon in kwestie een psychopaat is geworden. Indien de persoon zich heeft ontwikkeld in een normaal milieu en in diens jeugd niet is blootgesteld aan afwijkende gedragspatronen van volwassenen, dan is de kans aannemelijk dat de mate van moraal dusdanig is ontwikkeld bij de persoon, ondersteunt door diens associatiepatronen, dat het op een degelijke manier zal kunnen functioneren in onze maatschappij.
Het spreekt voor zich dat het belang van associatiepatronen vrij groot is in deze kwestie. Zolang de persoon geen verband zal leggen tussen een bepaalde vorm van crimineel gedrag en eventuele beloningen die eruit kunnen voortkomen, zal de persoon in kwestie een zeker vorm van moraal hebben. Het interessante is dat dit geen echte moraal in de concrete zin van het woord is. Er is sprake van een pseudo-moraal, voortgebracht door associatiepatronen. Een echt moraal wordt begeleid door associatiepatronen, maar fungeert er niet als het fundament van. Bij een pseudo-moraal wordt het moraal gedrag enkel voortgebracht door de associatiepatronen waarin een persoon heeft geleerd dat het loont om goed en deugdelijk gedrag te vertonen. Voor deze essay heeft het geen zin om dit concept verder uit te diepen.

Ok, op dit moment hebben we diverse fundamentele facetten van moraal optimaal onderzocht d.m.v. een filosofisch onderzoek. In het desbetreffende essay dat aanleiding gaf voor dit onderzoek wordt uiteindelijk een primaire aanleg opgezet waarin de concepten van moraliteit en cultuur met elkaar verbind, of althans dat ik een verband heb ontdekt waarin het ene fenomeen invloed uitoefent op de ander. Ik ga hier in een later stadium over door, eerst wil ik nog de psychologische facetten van moraliteit verder uitdiepen door het concept van het rechtvaardigheidsgevoel op een filosofische wijze te onderzoeken. Dat heb ik ten uitvoer gebracht in mijn betoog over het begrip moraliteit vanuit een psychologisch perspectief beschouwt.
Ook in deze essay wordt het belang van empathie voor de ontwikkeling van het moraal onderstreept. Waar ik echter in mijn andere essay een direct verband heb gelegd tussen empathie en moraal, beschouw ik in deze essay empathie als funderend voor ons rechtvaardigheidsgevoel. Het loont voor de volledigheid van deze essay om hier nader over na te denken.

Laten we beginnen met de volgende vraagstelling: wat houdt het begrip rechtvaardigheidsgevoel in?
Rechtvaardigheidsgevoel is ten eerste absoluut geen objectief gegeven. Het is een gevoel, dus dat impliceert dat er sprake is van een individuele beleving dat per definitie subjectief wordt ervaren. Ten tweede volgt hieruit dat rechtvaardigheidsgevoel niet kan functioneren als een fundament van moraal; moraal is een semi-objectief gegeven. Ieder mens met een degelijk moraal is in staat om een objectief oordeel te vormen, een objectief oordeel kan niet worden gefundeerd op een rechtvaardigheidsgevoel vanwege de enorme variaties in de subjectieve ervaring van het rechtvaardigheidsgevoel.
Het is wel mogelijk dat op basis van het rechtvaardigheidsgevoel een objectieve vorm van rechtvaardigheid zich ontwikkeld. Ik heb al eerder expliciet duidelijk gemaakt dat het rechtvaardigheidsgevoel geen analogie is van rechtvaardigheid. Het gevoel is een buitenproportionele manier van oordelen en kent dan ook geen daadwerkelijke realiteitsgehalte, maar is louter gebaseerd op de realiteit van het individu. Rechtvaardigheid daarentegen beschouwt de te oordelen situatie uit diverse perspectieven en draagt dan ook bij aan het opstellen van een realiteitsgetrouw oordeel. Een persoon met een groot rechtvaardigheidsgevoel kan enkel een realiteitsgetrouw oordeel van rechtvaardigheid ontwikkelen indien de persoon in kwestie in staat is om diens intensiteit aan emoties te relativeren en op een rationele wijze te beredeneren.
Dit gezegd hebbende impliceert dat de mate van empathie niet inherent is aan de mate van het ontwikkelen van een realiteitsgetrouw rechtvaardigheidsoordeel. Rest ons om deze gegevens verder te trekken richting het moraal. Welke gedachtenwijze draagt het meest bij aan het ontwikkelen van een moraliteit? Of zijn beide even belangrijk voor het ontwikkelen van een moraliteit? Ik neig naar een evengroot belang van beiden. Een persoon met een integer rechtvaardigheidsgevoel zal altijd bewust zijn van zijn eigen gedrag, van de noodzaak voor het tonen van moraal gedrag. Maar een persoon die geen rechtvaardigheidsgevoel kent, maar wel op een rationele wijze kan oordelen over het handelen van een persoon beschikt over zo een integer moraal als de eerste persoon in kwestie. Het verschil zit hem echter in de ervaring. Een persoon die emoties betrekt (wat dus het geval is bij het rechtvaardigheidsgevoel) zal zich gevoelsmatiger veel meer betrokken voelen bij menselijke interacties dan iemand die enkel op een rationele wijze mensen benaderd. Echter staat dit volledig los van moraliteit en is dit louter toegespitst op het ervaren van moraal gedrag en het effect op andere mensen.

Dan zijn we uiteindelijk aangekomen bij de laatste essay waarin ik vanuit een filosofisch perspectief het begrip moraliteit nader heb onderzocht. Ook in deze essay ben ik gaan terugblikken op eerdere conclusies die ik heb opgesteld. Ik ben begonnen door het concept van moraliteit te beschouwen uit een metafysisch perspectief. Dit is een goed punt om bij stil te staan: is de metafysica van zo een groot belang om dit te betrekken in het opstellen van een begrip van het concept moraliteit?
Moraliteit an sich is een abstract fenomeen. Het beginsel van moraliteit kan uit een metafysisch perspectief worden beschouwd door een diepgaand filosofisch onderzoek uit te voeren dat betrekking heeft op de motieven achter de menselijke psyche. De franse filosoof Jean-Paul Sartre schreef hierover het volgende in zijn baanbrekend werk Het zijn en het niet, nederlandse vertaling door Frans de Haan, pagina 768:
"Maar de ontologie en de existentiële psycholanalyse [...] moeten aan de morele actor onthullen dat het zijn is waardoor de waarden bestaan. Dan zal de vrijheid zich van zichzelf bewust worden en zich in de angst ontdekken als de enige bron van de waarde en als het niet waardoor de wereld bestaat. Zodra de zoektocht naar het zijn en de toe-eigening van het zijn aan de vrijheid worden onthuld als haar mogelijkheden, zal door en in de angst vatten dat deze slechts mogelijk zijn tegen de achtergrondsmogelijkheid van andere mogelijkheden."
Dit gegeven werpt direct een ander licht op het concept van moraliteit. Kunnen wij dit vereenzelvigen met Plato's Ideeën? In feite niet, omdat dit concept toegespitst is op een ander perspectief van moraliteit. Plato's Ideeën omvat de abstractie van universele concepten, op een compleet andere manier beschouwd als in andere filosofiën. Plato was van mening dat er naast het bestaan van onze wereld, nog een tweede wereld leefde dat analoog aan de onze liep. Op basis van de ideeënleer kan er worden toegewerkt naar een ideeël beeld van moraliteit.
Jean-Paul Sartre daarentegen heeft zijn filosofie gefundeerd op de filosofie van Edmund Husserl's fenomenologie. De fenomenologie kan worden beschouwd als het verlengde van de filosofie van Immanuel Kant die met zijn Kritiek van de Zuivere Rede de metafysica heeft herschreven door op een unieke wijze het empirisme (het waarneembare) en het rationalisme (het vermogen voor beredenatie) te vermengen tot één idealistisch alomvattend systeem. Waar Kant echter een alomvattend filosofisch systeem heeft ontwikkeld, is Husserl zich gaan richten op het fenomeen en de unieke ervaring van het individu.

Ok, wat betekent dit verder voor het stellen van een conclusie? Dat er eerst moet worden onderzocht of de rest van de vorige essay nog wel valide is. Plato's Ideeën zijn aangedragen als metafysisch systeem dat dient ter verklaring van het begrip moraliteit. Met dit nieuw verkregen inzicht op basis van Sartre's "zijn" is het raadzaam om eerst een kritische beschouwing te plaatsen over de hele essay.
Een belangrijk punt is het vaststellen van een paradigma. Dit paradigma is als volgt opgesteld:
"het bestaan van alle menselijke interacties worden gereduceerd tot een metafysische substantie - ons hele menselijke bestaan wordt teniet gedaan door de onmogelijkheid om een invulling te geven aan ons bestaan, dit leidt onheroepelijk tot een diepgaande vorm van nihilisme en daaropvolgend een degradatie van elke vorm van menselijkheid en diens moraliteit. Terwijl het hier ons toch om te doen is, om vast te stellen of moraliteit als substantie kan bestaan of dat dit een menselijk begrip is dat enkel bestaat binnen menselijke interacties."
Kunnen wij nog steeds stellen dat dit paradigma van toepassing is? In feite wel, het hele begrip van moraliteit is toegespitst op de aanname van het bestaan van de vrije wil. Dat is tevens het uitgangspunt van Sartre's "Zijn en niet", namelijk dat de vrijheid van ons zijn leidt tot het funderen van ons eigen bestaan en dat wij zelf verantwoordelijk zijn voor ons handelen. En dit lijkt mij een goed punt om dit essay te eindigen. Alle essay's zijn op hun validiteit m.b.t. het concept van moraliteit gecontroleerd. Hier en daar ben ik iets verdiepends gaan analyseren, om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat ieder argument, afgezien van de betrekking van moraliteit op Plato's Ideeën, valide is. In de volgende blog zal ik dieper ingaan op de interacties die bestaan tussen moraliteit & cultuur.

Mijn vrienden, ik wens ieder een hele fijne avond toe!
Een dikke knuffel van jullie semi-filosoof, Halbe!

woensdag 23 januari 2013

Het gevaar van sociale media - De digitale schandpaal

Sociale media - het is al sinds enkele jaren een begrip geworden in onze maatschappij. Het bestaat al heel wat jaren, maar pas de laatste paar jaren begint het actueel te worden, raken meer mensen betrokken bij het gebruiken van sociale media. Facebook is in onze huidige maatschappij een begrip geworden, hyves kennen we tegenwoordig amper meer, die is (helaas) doodgebloed nadat Raymond Hyves heeft verkocht aan de TGM. Echter beginnen nu ook de gevaren van sociale media concretere vormen aan te nemen.

Naar mijn weten was het eerste 'echte' incident voorgekomen op 3 juni 2011. Toen was er een duits meisje genaamd Thessa die voor haar 16e verjaardag een grote groep vrienden had uitgenodigd. Schijnbaar stond de uitnodiging op openbaar en werd er via "mond-op-mond-reclame" (kan je hiervan nog spreken als je elkaar aanspreekt op facebook of een andersoortig sociaal medium?) doorgegeven dat er een verjaardag zou worden gevierd van een meisje genaamd Thessa.
In de uitnodiging stond namelijk ook een adres vermeld. In de eerste instantie zou je dit niet beschouwen als je een uitnodiging maakt voor vrienden, maar omdat iedereen de uitnodiging had gelezen was men en masse opgetrokken naar de desbetreffende straat.
Het meisje was ondertussen al weggevlucht, naar haar opa en oma afgaande op de berichtgeving. Maar dat weerhield mensen er niet van om alsnog erheen te gaan met de verwachting te kunnen gaan feesten. Een gezellig feestje werd het uiteindelijk niet, want alle hooggespannen verwachtingen werden niet ingewilligd. Het leidde uiteindelijk tot een rel, want al die mensen hadden spanning en sensatie verwacht en dat kregen zij niet! Dus dan gingen ze maar zelf zorgen voor die sensatie, met alle gevolgen van dien. Afgaande op de berichtgeving was het feest niet uitgelopen op een ramp. Elf mensen zouden zijn gearresteerd en de schade was nihiel.

Project X Haren was echter van een heel ander kaliber. Geïnspireerd door de gelijknamige film 'Project X', waarin een groepje jongeren een feest hebben georganiseerd dat uiteindelijk uit de hand is gelopen, heeft zich in ons landje aan de zee ook een gebeurtenis van formaat voorgedaan.
Een meisje uit Groningen die eveneens 16 jaar zou worden (goh, zit het hem wellicht in de leeftijd?) zou zij haar verjaardag vieren en zij wilde dat natuurlijk groots aanpakken. Dus had zij via facebook een evenement aangemaakt voor haar verjaardag, met daarin wederom een adres vermeld.
En net als Thessa, had Merthe blijkbaar het evenement openbaar gesteld, waardoor er binnen een mum van tijd grote hoeveelheden mensen attent werden gemaakt op een feest dat zich zou voordoen in het kleine dorpje Haren. Al gauw werd dit feest door enkele individuen bestempeld als 'Project X Haren'. Maar waar het feestje in Duitsland vrij gemoedelijk verliep, was Project X Haren uitgelopen op een ware ramp. Naar schatting waren er bij beide feesten net zoveel jongeren aanwezig. Maar in Haren ging men daadwerkelijk rellen, werden er vernielingen aangericht met een schadepost van ca. 250000 euro (!) en waren er zelfs mensen gewond geraakt, waaronder een bejaarde man die zwaargewond was geraakt toen hij met een steen op zijn hoofd werd geraakt, nota bene in zijn eigen woning.

Het is altijd interessant om een ontwikkeling als die van 'Project X Haren" te analyseren. Een hoop mensen leggen de schuld bij de media, juist omdat er enorm veel aandacht werd besteed aan dit feest en het feit dat er expliciet werd vermeld "er komt geen feest", waren mensen blijkbaar toch nieuwsgierig geworden. Ik kan me herinneren dat iemand was geïnterviewd die er was geweest. Hij kwam zelf uit Anna Paulowna, een klein dorp in Noord-Holland. Hij was dat hele eind gaan afreizen om bij dat feest aanwezig te zijn. Zijn argument was "ik had een happening verwacht, ik had dit willen bijwonen".
Deze bovenstaande situaties tonen aan dat sociale media een gevaar in zich heeft. Mensen zijn sociale dieren en wij worden aangetrokken door de gedachte om betrokken te zijn bij een sociaal fenomeen. Natuurlijk is dit afhankelijk van het individu en diens individuele motivaties om aanwezig te zijn bij een gebeurtenis als deze, maar feit is dat de ongebrijdelde vrijheid van sociale media aanleiding zijn voor gebeurtenissen als deze.

En dat is niet alles! Nee, sinds enkele dagen is nederland in de ban van een zeer ernstige gebeurtenis. in verschillende media is te zien hoe een jongen zonder enige aanleiding wordt belaagd door een groepje jongeren. In het filmpje is te zien hoe er een woordenwisseling plaatsvindt, vervolgens wordt er geduwd en daarna wordt hij geslagen en tot vier keer aan toe met volle kracht getrapt op zijn achterhoofd terwijl hij op de grond ligt.
Een misdaad als deze is vrij ernstig. Vooral het feit dat er sprake is van zinloos geweld zorgt voor een enorme commotie in de maatschappij. De laatste keer dat iemand kwam te overlijden aan zinloos geweld was Richard Nieuwenhuizen, dat was in december vorig jaar. Net een maand later worden wij als maatschappij wederom geconfronteerd met een geval van zinloos geweld. Werd vorige maand de discussie rondom voetbalgeweld op scherp gezet, evenals de gemoederen tussen diverse individuen die graag met het schuldige vingertje wijzen naar "die kutmarokkanen", richt Nederland in deze situatie zijn pijlen maar al te graag op die klootzakken die het lef hadden om iemand zo achteloos neer te slaan.

Al hoewel ik de onderliggende onderbuikgevoelens kan begrijpen en erkennen, daar ik zelf ook vechtsporten beoefen, kan ik niet begrijpen hoe mensen sociale media tegenwoordig gebruiken als een schandpaal. Dat de politie het filmpje publiekelijk maakt is begrijpelijk. Schijnbaar vorderde het onderzoek niet optimaal waardoor zij het noodzakelijk achtte om gebruik te maken van de maatschappelijke druk. Door het vrijgeven van de beelden waren zij ervan overtuigd dat het ervoor zorgt dat de jongeren zich zelf zullen aangeven bij de politie.
Het grote gevaar is dat mensen voor eigen rechter gaan spelen. Wij leven in een laveloze maatschappij die het concept van rechten enkel in een subjectief kader kan plaatsen. Er leeft blijkbaar een tendentie onder een grote laag in onze bevolking dat indien een persoon een misdaad begaat, dat de dader in kwestie diens rechten direct kwijtraakt. Ik vind dit werkelijk een walgelijke en bekrompen gedachtengang en ieder persoon dit deze ideeën uitdraagt heeft naar mijn mening een tekort aan ontwikkeling.
Ik heb hier al eerder een betoog over geschreven, maar elke keer dat ik wordt geconfronteerd met zulke ideeën blijf ik mij verbazen over mijn medemens. Is onze maatschappij zo laag gezonken in zijn infantiliteit dat het enkel in staat is om zich de gebeten hond te voelen? Kan het zichzelf enkel in de slachtoffer plaatsen terwijl het niet eens het concrete slachtoffer is?
Ieder individu die een delict ten uitvoer brengt moet hiervoor worden gestraft, geheel volgens een proportionele strafmaat. Maar wat iedereen schijnbaar vergeet is dat ieder individu uiteindelijk zijn/haar terugkeer maakt in de maatschappij. Juist daarom is het belangrijk om een persoon niet te stigmatiseren, maar die persoon te laten ontwikkelen en zelf laten inzien dat het slecht heeft gehandeld en dat een persoon altijd anders kan handelen dan diens primaire ingeving. Dat ieder persoon moreel kan handelen, als een persoon hier maar bewust van wordt.
Maar dat vergeet iedereen voor het gemak, want zo een digitale schandpaal is toch wel verdomd handig of niet? En ik maar denken dat wij ons in de 21ste eeuw bevinden, i.p.v. de middeleeuwen...

Mijn vrienden, ik wens ieder een hele fijne avond toe! Een dikke knuffel van Halbe, wereldverbeteraar pur sang!

zaterdag 15 december 2012

Filosofisch intermezzo - Het begrip cultuur

Onze tijd maakt de indruk van een interim-toestand; de oude wereldbeschouwingen, de oude culturen bestaan gedeeltelijk nog, de nieuwe zijn nog onzeker en niet ingeburgerd en daardoor nog geen afgeronde eenheid en weinig consequent. Het lijkt alsof alles chaotisch wordt, het oude verloren gaat, het nieuwe totaal niet deugt en steeds slapper wordt.[...] We wankelen, maar het is zaak daar niet angstig van te worden en het nieuw-verworvene prijs te geven. Bovendien kunnen we niet terug naar het oude, we hebben de schepen achter ons verbrand; het enige dat ons rest is dapper te zijn, waartoe dat ook mag leiden. - Als we maar doorlopen, als we maar van de plaats komen! - Friedrich Nietzsche - Menselijk al te menselijk - pagina 162 nederlandse vertaling Boom.

In oktober ben ik begonnen met het schrijven van een betoog over het moraal, de eerste blog was een psychologisch intermezzo waarin ik vanuit een psychologisch perspectief het begrip van het moraal onderzocht en de tweede blog was een filosofisch intermezzo waarin ik vanuit een filosofisch perspectief het begrip moraliteit aan het onderzoeken was. Ik ben geëindigd bij de volgende uitspraak:
moraliteit - de noodzaak voor menselijke existentie en diens menselijkheid om gestelde normen en waarden te hanteren en handhaven om aldoende harmonie te creëeren tussen mensen.
Op het moment van schrijven beschouwde ik dit als een sluitende conclusie voor mijn betoog over het begrip moraliteit, maar terugkomend op dit thema ben ik tot de ontdekking gekomen dat het weliswaar sluitend was voor het betoog, maar niet sluitend als finale conclusie wat het thema moraliteit nu inhoudt. Zo ben ik tot de ontdekking gekomen dat cultuur een vrij grote rol speelt bij de ontwikkeling van moraliteit. Hierbij is er sprake van een diversiteit aan complexe interacties die onvoldoende zijn uitgediept. Cultuur an sich omvat ook een scala aan onderliggende facetten, waarvan normen en waarden de grootste invloed uitoefenen. Vanwege de omvang van dit thema heb ik besloten om dit onderzoek op te splitsen in twee essays, de eerste zal zich gaan centreren op het concept van cultuur, om een eenduidige conclusie over het begrip cultuur te kunnen vormen, de ander zal een integraal betoog worden waarin de kritische punten van de verschillende essays over cultuur & moraliteit worden onderzocht op hun validiteit en of het kan worden gebruikt om tot een sluitende conclusie te komen.

Zoals gebruikelijk zal ik eerst reflecteren op eerdere essays die hierover zijn geschreven. De eerste keer dat ik een kritische beschouwing op onze cultuur ten uitvoer bracht was een filosofisch intermezzo over de vermeende identiteitscrisis waarin ons land zich bevond en mogelijkerwijze nog steeds in bevind. Ik beschouwde de identiteitscrisis als een signaal voor een veranderende cultuur binnen ons land. Deze ideeën heb ik vervolgens verder uitgediept waarin ik de cultuur heb beschouwd als een fenomeen, "het fenomeen van cultuur"
. Uiteindelijk ben ik voorzichtig begonnen met het uitvoeren van een gedachtenexperiment waarin ik het morele individu ben gaan vergelijken met cultuur en diens interacties in een ander filosofisch intermezzo. En nu is het tijd voor het volgende stadium, onderzoeken in wat voor mate de verschillende denkwijzen overeenkomen en hoe al deze punten zich verhouden tot het begrip cultuur.

Laten we beginnen met het vaststellen van de fundamenten van een cultuur. Zoals gesteld is cultuur als volgt gedefiniëerd:
cultuur als existentieel fenomeen is een dynamisch sociologisch mechanisme dat veranderlijk is en per definitie onmogelijk kan worden behouden. Het existeert in het nu en nu is een ongedefinieerde tijdsperiode dat bestaat tussen het verleden en de toekomst.
Dit impliceert dat er geen absolute vorm van cultuur bestaat, maar dat de existentie van cultuur een relatief bestaan omvat, geheel conform menselijke betrekkingen die eveneens nooit absoluut bestaan, maar per definitie binnen relatieve kaders existeren.
Normen en waarden, twee begrippen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn binnen menselijke betrekkingen. De waardering die wij creeëren voor iets en het hanteren van normen, waarmee wij grenzen stellen aan onze noodzakelijke vrijheid dat eveneens fungeert als een fundament van onze cultuur. Hoe kan cultuur anders ontstaan zonder de mogelijkheid om zich te ontwikkelen zonder enige voorwaarden? In feite zijn normen en waarden en vrijheid twee tegengestelde begrippen die beiden een even grote invloed uitoefenen op het ontwikkelen en dus funderen van een cultuur - het hanteren van normen en het geven van waarden aan iets draagt bij aan het behoud van cultuur binnen de metafysische grenzen van het bestaan van cultuur als fenomeen. Vrijheid draagt bij aan de verbreding van de gestelde normen, waardoor de waardering van het iets degradeert, omdat er waardering voor een ander iets wordt gecultiveerd.
Deze begrippen zijn echter inhoudsloos indien er geen sprake is van een verband tussen mensen en hun interacties. Ik heb ooit het begrip saamhorigheidsgevoel aangedragen, maar wellicht dat het begrip sociale cohesie een correcter gebruik van woorden is. Door sociale cohesie komen mensen nader tot elkaar en door het uitwisselen van hun ideeën wordt er een overeenstemming bereikt over de verschillende besproken thema's - er wordt een oordeel geveld en dit leidt tot het vormen van een waardeoordeel over het thema waarover een waardeoordeel wordt geveld. Gelijktijdig met het opstellen van een waardeoordeel wordt er een norm gehanteerd, deze accentueert het waardeoordeel door een corresponderend gedrag op te roepen waardoor het waardeoordeel verwerkelijkt wordt.
Een waardeoordeel an sich is een abstract begrip dat eigenlijk alleen toegespitst is op een idee van Plato - het omvat een menselijk denkpatroon dat enkel fysieke werkelijkheid kan verkrijgen indien het wordt begeleid door een specifiek gedragspatroon dat wordt bewerkstelligt door het hanteren van een (gedrags)norm.

Ok, de fundamenten van een cultuur zijn gelegd. Nu kunnen we heel concreet een stap verder gaan richting het concrete begrip van een cultuur. Dit leidt echter primair tot een interessante vraagstelling die als volgt gaat: wat houdt het begrip an sich in?. Wat wordt er hiermee omschreven? Omvat het enkel een model gebouwd op definities cq. principes? Wordt er enkel toegespitst op de essentie van hetgeen waarvan het begrip is opgebouwd vanuit een psychologische gewaarwording? Of omvat een begrip een volledig alomvattend model van waaruit primair de essentie van het concept wordt omgeschreven en hieropvolgend de psychologische gewaarwording van het concept wordt uiteengezet?
Mijn doel is het laatste, met het opstellen van een begrip van cultuur wil ik tot een alomvattende definitie komen, waarmee de metafysische facetten van cultuur zijn omschreven, alsmede de psychologische implicaties en de interacties die plaatsvinden tussen de cultuur als fenomeen en het individu als psychologisch mechanisme. (Hierbij expliciteer ik het onderscheid dat doorgaans wordt gemaakt tussen het psychologisch mechanisme als interacterend element met de buitenwereld en het fundament van onze karakter dat is omgeschreven in mijn betoog over het karakter vanuit een psychologisch perspectief beschouwt).

Afgaande om mijn huidige standpunt beschouw ik cultuur nog steeds als een fenomeen, het bestaat enkel en alleen binnen menselijke betrekkingen, althans de cultuur zoals wij die kennen vanuit de menselijke opvattingen. Een bioloog danwel een psycholoog zou als tegenargument kunnen opwerpen dat binnen elke groepering van een diersoort er sprake zal zijn van de ontwikkeling van sociale cohesie waarbij er sprake is van interacties tussen ieder lid van de groep dat kan worden omgeschreven als cultuur.
Hetgeen wat ons begrip van cultuur extra complex maakt is de dynamiek van de menselijke psyche, gecombineerd met diens drang naar het reflecteren van ons gedrag op de door onszelf als groepsgedrag opgestelde normen en waarden, die ook constant veranderlijk zijn, waardoor het voor ons als individu praktisch onmogelijk wordt om ons gedrag aan te passen conform de geldende normen. Natuurlijk kunnen wij besluiten om ons gedrag als non-conformistisch ten uitvoer te brengen, maar dan brengen wij al per definitie onszelf in gevaar, doordat dit kan leiden tot het te worden verstoten vanuit de groep. En ieder individu erkent de noodzaak om te leven als groep, ondanks de huidige opzet van onze westerse samenlevingen, waarmee wij de grenzen kunnen opzoeken tussen leven als individu en leven als een groep.
Ik denk dat ik mijn huidige definitie van cultuur behoud, zoals ik die hierboven had omgeschreven. De kanttekening die ik hierbij wil maken, is het belang van de menselijke psyche als individu en de invloed die het individu hierop uitoefent. Dit betekent echter allerminst dat één enkel individu de macht heeft om een complete cultuur te vernietigen, maar het betekent wel dat de ideeën die door één enkel individu worden uitgedragen en positief wordt ontvangen door diens medemens, dat het idee langzaam maar zeker geïntegreerd raakt binnen de groep en misschien zelfs binnen de algehele samenleving als het aangedragen thema dusdanig alomvattend is dat het ieder individu beïnvloedt.
Echter zullen er altijd enkele individuen overblijven die tegenovergestelde ideeën ontwikkelen, die zich blijven vasthouden aan onconventionele gedachtenwijzen. En dit is zeer belangrijk! Want het zijn juist de onconventionele gedachtenwijzen die zich na verloop van tijd zullen ontplooien tot belangrijke invalshoeken waardoor een bepaald thema op een unieke wijze wordt benadert en indien de cultuur van een samenleving een verandering verlangt, kan het individu die denkwijze overdragen op diens medemens en is het afhankelijk van het belang van de gewenste verandering an sich en het effect van de invalshoek of dit nieuwe idee wordt overgenomen door andere mensen of niet. En indien dit het geval is, ontstaat er een nieuwe vorm van cultuur, waarbij een idee breed wordt gedragen, tot enkele individuen aan toe die wederom onconventionele gedachten hierop nahouden.

En zo mijn vrienden blijft cultuur bestaan als een unieke wijze van interacties tussen individuen op grote schaal. Ik heb expliciet gekozen om niet dieper in te gaan op de verschillende facetten van onze cultuur, zoals de diverse subculturen dat ons land rijk is, of de invloed van religie op ons cultureel denken, omdat religie een andersoortige denkwijze omvat dat buiten deze blog valt.

Mijn vrienden, ik wens jullie allen een zeer fijn weekend toe! Een dikke knuffel van jullie semi-filosoof, Halbe!