De regel van het oordeelsvermogen onder de wetten van de zuivere praktische rede is de volgende: vraag jezelf af of je de handeling die je je voorneemt, kunt beschouwen als door jouw wil mogelijk, wanneer ze zou moeten plaatsvinden volgens een wet van de natuur waarvan je zelf deel uitmaakt. In feite beoordeelt iedereen volgens deze regel of handeling zedelijk goed of kwaad zijn. Zo zegt men: als iedereen zich veroorlooft te bedriegen wanneer hij daarmee zijn voordeel denkt te doen, of zich bevoegd acht het eigen leven te beëindigen zodra het hem vokomen tegenstaat, of met volstrekte onverschilligheid andermans ellende gadeslaat; en jij zou deel uitmaken van zo'n orde der dingen, zou dat dan met instemming van je wil zijn? -
Immanuel Kant - Kritiek van de praktische rede - Pagina 114, Nederlandse vertaling Boom.
In mijn
vorige blog ging mijn betoog over de psychologische facetten van het begrip moraliteit. Ik ben er niet volledig in geslaagd in mijn pogingen om exclusief over de psychologische mechanismen achter het concept van moraliteit te schrijven, maar dat is eerder te wijten aan de onlosmakelijk verbintenis tussen de psychologische facetten en de filosofische facetten van het begrip moraliteit.
Laten we binnen dit kader eerst eens reflecten op het begrip moraliteit. Ik heb in mijn vorig betoog het volgende geschreven:
elke situatie waarin een individu onrecht is aangedaan, wordt door de psychologische beleving ernstiger ervaren dan de ernst van het delict.[...]Slecht is pas van toepassing als er vanuit het perspectief van rechtvaardigheid cq. rechtspraak sprake is van een delict.
Goed en slecht zijn vanuit het psychologisch perspectief beschouwt oordelen die wij plaatsen over het handelen van een individu. De vraag die ik echter vandaag wil behandelen is de volgende:
bestaan de substanties goed & slecht of zijn dit psychologische mechanismen die alleen bestaan binnen menselijke betrekkingen en tot uiting komen in de menselijke moraliteit? Om deze vraagstelling volledig te kunnen beantwoorden ga ik vandaag door over de filosofische implicaties.
Laten we eerst beginnen met het concept van menselijke betrekkingen, wat houdt dit in?
Menselijke betrekkingen zijn de interacties tussen mensen op een metafysisch niveau. Het omvat het begrip tussen mensen zonder dat er sprake is van communicatie. Wie heeft niet meegemaakt dat jij een situatie observeert en je kijkt naar een andere observator, jullie kijken elkaar aan zonder iets te zeggen en toch begrijpen jullie elkaar? Het klopt dat het een gevaarlijke uitspraak is om ervan uit te gaan dat er sprake is van een wederzijds begrip, zonder dit te hebben bevestigd. Toch is ook een begrip als "bevestiging" een betrekkelijk begrip. Het bevestigen van iets impliceert het doen van een uitspraak dat betrekking heeft op een idee en door te praten (communiceren) met een ander persoon is er sprake van een informatieoverdracht. Als de informatieoverdracht met onderliggende ideeën overeenkomen met de originele die de primaire persoon in gedachten had, dan is er sprake van een bevestiging.
Dit toont aan dat menselijke betrekkingen een andere benaming zijn voor
Plato's ideeën. In het boek
Plato's Philosophers door Catherine H. Zuckert lees ik het volgende:
What Socrates' questions show is that Zeno's argument that one cannot maintain that more than one "thing" is without contradicting himself, because the many must be said to be both like and unlike, itself depends on his positing of opposites, that is, two things - like and unlike. Zeno's negative conclusion that there cannot be more than one, because more than one would have to be both like and unlike, and like and unlike are mutually exclusive, contradicts his positive premisse that the mutually exclusive like and unlike are not and can never be one.[...]Socrates readily agreed that there are ideas of the general standards we use to differentiate kinds or states of being - for example, like and unlike, many and one, rest and motion - and of the just, the good and the noble. These qualities are clearly not sensible in themselves (although it is by no means clear that we can perceive them directly in themselves without any experience of the sensible things that participate in them).
Plato's Ideeën zijn een representatie van de universaliteit van menselijke begrippen - menselijke begrippen die bestaan op een metafysische niveau. Hieropvolgend is het voor de verdere begripsvorming praktisch om een omschrijving te geven van metafysica dat naar mijn idee het beste op de volgende manier kan worden omschreven:
metafysica omvat het bestaan van substanties in het bovenzintuigelijke bestaan van het al - het existeert terwijl wij het niet direct kunnen waarnemen, wij kunnen het alleen indirect waarnemen in een andere vorm dan het daadwerkelijk bestaat dan de originele vorm van het 'zijn'.
Het lastige aan een uitspraak als deze is dat hiermee het bestaan van alle menselijke interacties worden gereduceerd tot een metafysische substantie - ons hele menselijke bestaan wordt teniet gedaan door de onmogelijkheid om een invulling te geven aan ons bestaan, dit leidt onheroepelijk tot een diepgaande vorm van nihilisme en daaropvolgend een degradatie van elke vorm van menselijkheid en diens moraliteit. Terwijl het hier ons toch om te doen is, om vast te stellen of moraliteit als substantie kan bestaan of dat dit een menselijk begrip is dat enkel bestaat binnen menselijke interacties.
De vraag is nu:
hoe kunnen wij ontsnappen aan dit paradigma? Is het mogelijk om de existentie van menselijke interacties te erkennen als een metafysische manifestatie van 'zijn' en toch tegelijk de moraliteit te behouden?
Laten we eerst veronderstellen dat het bestaan van Plato's Ideeën reëel is, dat elke vorm van menselijke interactie een fenomeen is waarbij het zijn zich omvormt naar de aard van de situatie - indien er sprake is van een fenomeen dat onze walging oproept, dat de walging die het fenomeen uitstraalt een zijnsmanifestatie is. Hoe zit het dan met moraliteit?
Moraliteit is een analogie voor deugdzaam handelen. Maar om deugdzaam te kunnen handelen, moet er sprake zijn van een norm dat moet worden gehanteerd. Het opstellen van deze norm is een abstracte aangelegenheid dat verder betrekking heeft op mijn
vorige blog waarin ik een betoog heb geschreven over het dynamische verband tussen een individu en diens cultuur. Het is uitermate interessant om te ontdekken hoe belangrijk de culturele opvattingen zijn voor de vorming van de moraliteit van het individu. Dit gezegd hebbende vraag ik mij af:
is de cultuur leidend voor de ontwikkeling van het moraal, of is de moraal leidend voor de ontwikkeling van cultuur? Het loont voor de volledigheid van dit intermezzo om hier dieper over na te denken.
Ik heb geen behoefte om delen van mijn vorige blog te herhalen, maar er is 1 ding dat ik eruit wil belichten.
De uiteindelijk vorming van het moraal als kind-zijnde tot het volwassen-zijnde, is echter weer een bijzondere interactie die het kind ten uitvoer brengt gedurende diens opvoeding en de kennis en (levens)wijsheid die het kind verkrijgt gedurende diens ontwikkeling tot het zijn van het individu.
Het morele individu wordt gevormd door diens ontwikkeling die het maakt van kind tot aan volwassen. De primaire ingeving dat leidt tot het vormen van het moraal is de opvoeding die het kind krijgt, dit zou kunnen worden beschouwd als een metafysische vorm van moraal. Het wordt van ouder op kind overgedragen door een communicatiekanaal. Het omvat een construct van menselijke gedragsvormen die moeten worden gehanteerd en fungeren als norm. Het kind verkrijgt kennis van de ouder en zal het, afhankelijk van diens bewustzijnvorming, aan een intrinsieke morele lat letten. Deze intrinsieke morele lat is een analogie van de psychologische vorm van het moraal, dat wordt gevormd in het verlengde van de neurologische opmaak van de hersenen van het individu.
In feite kunnen wij nu dus antwoord geven op de eerder gestelde vraag. Ervan uitgaande dat een individu trouw blijft aan diens primaire morele opvattingen zal het moraal leidend zijn voor de vorming van cultuur. Helaas leert de ervaring doordat groepsdruk krachtiger van aard is in die zin dat er meer druk wordt uitgeoefend op het individu, om zich te laten conformeren naar de norm, waardoor de individuele invulling van het moraal teniet wordt gedaan. Cultuur kan worden beschouwd als een vorm van groepsdruk - in dit licht bezien kan er worden veronderstelt dat cultuur dient als instigatie voor het niet hanteren van diens persoonlijke moraal en diens gedrag gaat conformeren naar het moraal en diens normen die a-specifiek binnen de groep heerst.
Indien het cultuur de ruimte toelaat voor de invididuele invulling van moraal kan er een individueel moraal blijven bestaan en zal dit leidend zijn voor de primaire ontwikkeling van cultuur. Maar indien de opvattingen van het individuele moraal niet worden gedeeld door anderen, zal de psychologische culturele druk leiden tot een herrangschikking van diens individuele moraal en zal de groepsmoraal als leidend worden beschouwd.
De metafysische manifestatie van moraliteit blijft bestaan, maar de vorm waarin deze tot uiting komt is afhankelijk van de context.
Het begrip moraliteit is nu vanuit ieder facet van zijn bestaan belicht, voorzover dit mogelijk is binnen de beperkingen van dit betoog. Het enige wat ons nu rest is het beantwoorden van de vraagstelling waarmee dit betoog werd begonnen.
Mijn eerste ingeving is om goed en slecht nog altijd te beschouwen als menselijke oordelen. De natuur is illustrerend hiervoor. Als wij zien hoe een leeuw zijn prooi besluipt en deze uiteindelijk achtervolgt en doodt, dan vinden wij dit zielig. Waarom vinden wij het zielig? Omdat wij medelijden hebben dat een dier dood gaat. Toch is dit een volstrekte onzinnige uitspraak, het enige wat wij doen is onze menselijke-werkelijkheid reflecteren op het dier. Het is aannemelijk dat het dier over een bepaald bewustzijn beschikt met een diversiteit aan cognitieve functies. Ik ga dit betoog niet verder uitbreiden door dieper in te gaan op de filosofische implicaties van gewaarwording van bewustzijn. Maar als we teruggaan naar het voorbeeld van de leeuw die zijn prooi doodt, dan is dit niks meer dan logisch. Een leeuw moet eten dus gaat het jagen. Vooral als het ook nog eens kinderen heeft en dus monden moet voeden, dan heeft het een extra impuls dat het dier aandringt om op jacht te gaan.
Vanuit ons menselijk perspectief noemen wij het doden van een dier slecht. Maar vanuit het perspectief gericht op de natuur en diens werking is het helemaal niet slecht, maar is het enkel de werking van de natuur en zijn goed en slecht menselijke oordelen die wij vellen over een waargenomen situatie.
Als mensen zijn wij dusdanig ontwikkeld dat wij cognitieve vermogens hebben ontwikkeld dat ons in staat stelt om ons bewustzijn te reflecteren op de buitenwereld en hiermee een dynamische interactie mee aan te gaan. Doordat wij kennis hebben vernomen van onze vermogens zijn wij als mensheid gaan ontwikkelen en hebben wij onze samenlevingen zo ver ontwikkeld dat het heeft geleid tot alle moderne samenlevingen dat onze planeet rijk (arm) is. Door ethiek hebben wij inzicht ontwikkeld in balans, dat het bestaan van het een het bestaan van de ander in verdrukking kan brengen, maar dat er ook een balans kan worden gecreëerd tussen beide factoren, waardoor beiden gezamenlijk kunnen bestaan. Door een mens een volwaardig bestaan te gunnen, moet het het bestaan van de ander ook een volwaardig bestaan gunnen. Door de ander onrecht aan te doen (bv. door te stelen) moet het een straf ondergaan - een straf dat inherent is aan de ernst van de gedane onrecht. Ik ga hier niet verder over uitwijden, omdat ik hier al eerder
een blog over heb geschreven. Waar het mij om gaat is dat het besef van dit geheel leidt tot de ontwikkeling van een gedachtengoed -->
moraliteit -
de noodzaak voor menselijke existentie en diens menselijkheid om gestelde normen en waarden te hanteren en handhaven om aldoende harmonie te creëeren tussen mensen.
Bestaan goed en slecht als metafysische manifestaties? Ik heb hier momenteel geen eenduidig antwoord op. Ze bestaan als een substantie binnen menselijke betrekkingen, dat heb ik hierbij bewezen, maar of ze daadwerkelijk bestaan kan ik op dit moment geen uitspraak over doen.
Mijn vrienden, ik dank u voor het nemen van de tijd voor het lezen van deze complexe blog. Ik wens u allen een hele fijne avond! Een dikke knuffel van jullie semi-filosoof, Halbe!