Some people take the nature and substance of any natural thing to be its primary component, something which is unformed in itself. [..] Whichever candidate or candidates they select, it or they are said to comprise all the substance there is, while everyting else is an affection, state, of disposition of this. And each of them is everlasting (since it is impossible for it to change from what it is), while everything else comes to be and ceases to be countless times. [...] Also, form is a more plausible candidate for being nature than matter is because we speak of a thing as what it actually is at the time, rather than what it then is potentially.Hoewel deze quote meer betrekking heeft op het fundamentele bestaan van materie ten opzichte van vorm, biedt dit een ander perspectief op het concept van noëma. Een noëma kan worden beschouwd als een tijdelijke vorm, een momentopname van het bestaan van een materiële constructie. De lezer zal op dit punt hebben begrepen deze beide quote's betrekking hebben op het bestaan van materie en niet zozeer op het concept van identiteit in de psychologische zin van het woord. Wat echter een interessante gedachtenexperiment is om identiteit te beschouwen als analoog aan vorm ten opzichte van materie. Identiteit als constructie bestaat in psychologische zin op een zeker fundamenteel niveau; ieder persoon heeft bepaalde kern-gedragingen die kenmerkend zijn voor de persoon in kwestie. Persoonlijk beschouw ik dit als de neurologische opmaak van onze hersenen, resulterend in een karakter zoals ik eerder heb omschreven. Identiteit als psychologisch construct is echter veel complexer, het is een dynamisch mechanisme dat langzaam aan een steeds steviger construct wordt tot het punt dat het individu in kwestie een dusdanige hoeveelheid aan levenswijsheid heeft opgedaan dat er geen prikkels meer aanwezig zijn met het verlangen om bepaalde gedragskenmerken te veranderen. Maar voordat ik een definitieve definitie van identiteit ga opstellen, wil ik eerst nog een ander zeer belangrijk medium nader toelichten: de sociale media. Sociale media, met de opkomst van internet zijn deze webpagina's langzaam steeds belangrijker geworden en in het geval van enkele individuen domineren ze zelfs het internetgebruik. Naarmate meer mensen gebruik begonnen te maken van het internet, begonnen internetfora's als virtuele plek om bij elkaar te komen steeds groter te worden. In zekere zin denk ik dat je deze webpagina's ook kan beschouwen als een virtuele reflectie van een subcultuur, maar dit valt erg lastig te onderzoeken, dus hou ik het bij deze hypothese. Internetfora's bestaan nog steeds en ik vermoed dat ze altijd zullen blijven bestaan, maar sinds de opkomst van websites waarop je een persoonlijk profiel kon maken zijn naar mijn idee de bezoekersaantallen op deze fora's drastisch verminderd. Websites als CU2 en Hyves boden mensen de mogelijkheid om een virtueel plekje te bemachtigen. Waar CU2 kwa functionaliteiten nog vrij beperkt was, werd hyves al gauw een begrip en duurde het niet lang voordat mensen hiervan een werkwoord maakte als reflectie van hun internetgebruik: hyven. Waar hyves nog beperkt was tot een nederlands publiek, werd facebook eveneens bekend vanwege diens internationale karakter. De opkomst van smartphones en de ontwikkeling van apps ging gepaard met een verhoogde activiteit op deze websites en opeens waren dergelijke begrippen niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Eigenlijk vrij bizar, als je nagaat dat wij 10 jaar geleden nog nooit hadden gehoord dat dergelijke websites mogelijk waren, laat staan dat wij er überhaupt gebruik van zouden maken, want hoe sociaal zijn sociale media als je meer tijd op het internet bezig ben met virtuele mensen, waarachter pas een levend, werkelijk persoon bestaat, terwijl je minder tijd investeert in het ontwikkelen en onderhouden van sociale contacten in de zin van daadwerkelijk elkaar spreken in den levende lijve? Sinds de opkomst en veelvuldig gebruik van sociale media zijn er op maatschappelijk niveau verschillende interessante fenomenen te waarnemen. Als eerste algehele maatschappelijke verontwaardiging als wij via traditionele media te horen krijgen dat zich ergens in ons land een mens-onwaardige daad heeft voortgedaan en dat dit kenbaar wordt gemaakt via sociale media (voornamelijk facebook). Ten tweede kunnen individuen veel makkelijker met elkaar in contact komen. Waar traditionele media enkel uitgaan van een primaire uitzendplek en waar de dynamiek van interacties is beperkt tot een collectieve deelname cq. aanschouwen van een interactief programma op televisie zoals de nationale IQ test en al die honderden talentenprogramma's waar mensen hun idolen vereren en deze verering kenbaar maken d.m.v. stemmingen, bieden sociale media de mogelijkheid om grote groepen mensen bijeen te brengen d.m.v. interactieve webpagina's. Deze dynamiek is ongekend en de mogelijkheden zijn dan ook enorm. Ik heb al eerder de negatieve facetten van sociale media benadrukt, waarin sociale media als een schandpaal kan gaan functioneren. Echter kent het ook wel degelijk hele effectieve methoden die een positief effect kunnen bewerkstelligen zoals te zien was in Egypte toen verschillende betogingen via facebook werden georganiseerd. Wat dit in feite aantoont is dat sociale media in staat zijn om te kunnen functioneren als een machtig middel waarmee grote groepen mensen in korte tijd kunnen worden georganiseerd. Of dit wenselijk is of niet laat ik in het midden, om dit op filosofische wijze verder te kunnen onderzoeken vereist een hele nieuwe essay en laat dat nu net niet mijn insteek zijn. Dit leidt tot de volgende vraagstelling: in wat voor mate beïnvloed het fenomeen van sociale media de vorming danwel aanpassing van een potentiële identiteit? Als eerste vond ik het enorm intrigeren dat gisteren tijdens het gesprek het imaginaire gehalte van facebook werd benadrukt. Een like kan iedereen geven, persoonlijk wordt ik dan ook helemaal gestoord van al die ronduit achterlijke plaatjes waarop in font-size 80 staat geschreven "LIKE ME!!!" of nog erger, een plaatje waarop staat "Like me, ignore me if you think i'm ugly" of andersoortige plaatjes die enkel schreeuwen om aandacht. Dergelijke plaatjes geven mij het idee dat facebook enkel functioneert als uithangbord voor mensen die mediageil zijn en die enkel leven voor aandacht en dat zij de analogie trekken dat iedere like een klein beetje aandacht inhoudt. Nog ernstiger wordt het als zelfs bedrijven die pretenderen professioneel te zijn en ook een facebookpagina onderhouden gaan roepen om likes, dan denk ik bij mijzelf dat een dergelijk bedrijf het label professioneel moet schrappen, want er is niks onprofessioneler dan roepen om aandacht. Toch werd wederom benadrukt dat dergelijke sociale media functioneren als een complex netwerk en dat dit netwerk ook op professionele wijze kan worden gebruikt voor het uitdragen van een PR-publicatie, dat een bedrijf weer in staat stelt om klanten te trekken. Binnen deze context zijn sociale media het summum van menselijke interacties - het is een virtuele reflectie van een wereld dat bestaat uit ontelbare hoeveelheden individuen die ieder een eigen virtueel plekje hebben bemachtigd en vanuit die positie hun invloed cq. macht vergroten. Dit impliceert een onlosmakelijk effect op onze identiteit. Een facebookpagina is allerminst een reflectie van de identiteit van een individu, dit heb ik al heel lang geleden aangetoond in een andere essay, maar het vergaren van informatie kan wel bijdragen aan het inzicht in bepaalde individuele gedragingen en daaruit vloeiend een potentieel effect om een verandering in het gedrag van het individu te bewerkstelligen en aldoende vindt er een verandering plaats in de identiteit van een individu. Dit is een goed moment om deze essay te gaan afronden. Het blijft enorm intrigerend om na te gaan bij de vele onbelichte facetten van identiteit. Mijn primaire insteek was om een metafysisch georiënteerde essay te schrijven, maar dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een gedetailleerd filosofisch onderzoek waarin alle facetten van media en diens relatie met de vorming van onze individuele identiteit. Toch denk ik dat ik in dit stadium een primaire definitie kan opstellen van identiteit. Identiteit is een psychologisch construct dat ons in staat stelt om op basis van onze primaire karaktereigenschappen een gedrag te vormen en dit gedrag verder om te vormen in een beeld waarin wij de persoon aanschouwen die wij wensen te zijn. Dit beeld is echter een dynamisch fenomeen - het is inherent aan externe invloeden, informatie die wij tot ons nemen, waarderen op basis van een intrinsieke waardeoordeel cq. moraal en hieruit volgend al dan wel of niet een verandering doorvoeren in ons gedrag om aldoende een nieuw beeld te vormen dat een reflectie is van de persoon die wij wensen te zijn. In feite is identiteit vanuit dit perspectief beschouwt een constant doorlopend proces waarin wij onszelf wensen te vormen op basis van het beeld dat wij van onszelf hebben gevormd en het beeld van onszelf dat wij wensen te zijn. Mijn vrienden, dank voor het lezen van deze uitgebreide essay. Ik heb weer enorm genoten van het scala aan gedachten die door mijn hoofd gingen gedurende het op filosofische wijze van onderzoeken van dergelijke thema's. Ik hoop dat jullie ook net zoveel hebben genoten als ik. Ik wens jullie allen een zeer fijne zondag! Een dikke knuffel van jullie semi-filosoof, Halbe!
zondag 14 juli 2013
Filosofisch intermezzo - Identiteit vs. Media
Wat het zijn van de verschijning uitmaakt is dat ze verschijnt. En aangezien we de werkelijkheid hebben beperkt tot het fenomeen, kunnen we van het fenomeen zeggen dat het is zoals het verschijnt. Waarom zouden we die gedachte niet tot haar grens doortrekken en zeggen dat het zijn van de verschijning haar verschijnen is? Dat is simpelweg een nieuwe woordkeuze voor het oude 'esse est percipi' van Berkeley. En dat is precies wat Husserl doet wanneer hij, na de fenomenologische reductie te hebben uitgevoerd, het noëma onwerkelijk noemt en verklaart dat zijn 'esse' een 'percipi' is. - Het zijn en het niet, pagina 34, geschreven door Jean-Paul Sartre; Nederlandse vertaling lemniscaat.
Gisteren heb ik de eer gehad om een opname van het filosofisch kwintet te mogen bijwonen. Naast het gegeven dat het een geweldige ervaring was om te kunnen praten met enkele grote denkers van onze tijd, heb ik ook enorm genoten van het gesprek van gisteren. Het thema dit seizoen is, zoals ik ook in mijn vorige blog heb geschreven: identiteit en het onderwerp was beeldvorming. Het doel was om vast te stellen in wat voor mate de één de ander bepaald.
Tijdens het gesprek werd er meerdere keren gesproken over het begrip macht in het kader van het aansturen van elementen, waarbij het ene element het andere element aanstuurt, wat weer kan worden beschouwt als een equivalent van het mechanisme dat macht impliceert: het aansturen van materie. Het begrip identiteit is een gegeven feit, maar het begrip beeldvorming is er een dat uit verschillende perspectieven kan worden geïnterpreteerd. Ook tijdens het gesprek werd al snel duidelijk dat dit uit allerlei verschillende posities kan worden beschouwd. Het meest kenmerkende (moderne) voorbeeld is die van de media. Maar media als medium kan tegenwoordig ook weer worden omschreven in traditionele media (krant, televisie en radio) en sociale media, waarbij er sprake is van verschillen in structuur. Dit is wellicht een interessant gegeven om eens nader te analyseren.
Ik begin bij de traditionele media, aangezien er sprake is van een compleet ander fundament kwa structuur ten opzichte van de sociale media.
De krant is het oudste medium dat wij kennen, als sociaal medium dat mensen op een semi-interactieve wijze met elkaar verbindt. Al in het oude rome werd gebruik gemaakt van uithangborden waarop wekelijks berichten werden geplaatst met daarin informatie dat voor de bevolking belangrijk was om te weten. Waar in de middeleeuwen dergelijke uithangborden voornamelijk op een discutabele wijze werden gebruikt, kwam in de 17e eeuw de krant als sociaal medium in opkomst. Opeens was het mogelijk om informatie te vergaren over gebeurtenissen waar mensen niet aanwezig waren. Vanuit een volstrekt hypothetisch perspectief beschouwt op menselijke ontwikkeling was het vanaf die tijd al mogelijk dat mensen zich konden vergelijken met andere mensen op grote schaal; dit gegeven is vanzelfsprekend een unicum, als je nagaat dat mensen uit verschillende culturen en dus andere morele achtergrond opeens in contact konden komen met mensen uit een andere cultuur en met andere morele achtergronden. De dynamiek van menselijke ontwikkeling had vanaf dat moment een nieuwe dimensie gekregen. Het feit dat in diezelfde 17e eeuw grote namen als Isaac Newton, John Locke, Adam Smith en Immanuel Kant hun stempel hadden gedrukt op menselijke ontwikkeling is wellicht kenmerkend voor de plotselinge expansie van informatievergaring - en uitspreiding is wellicht een indirect gevolg van de creatie van deze nieuwe dimensie.
Radio was een medium dat pas ontstond met de ontdekking van het bestaan van elektromagnetische golven in de ether. Waar Einstein een niveau dieper ging en uiteindelijk het foto-elektrisch effect had ontdekt, had Maxwell in het stadium ervoor het bestaan ontdekt van elektromagnetische golven en dit bood de mogelijkheid om informatie uit te wisselen over een fysisch netwerk dat onwaarneembaar was voor mensen. Het spreekt overigens voor zich dat Einstein nooit zijn relativiteitstheorie had kunnen ontwikkelen zonder de ontdekking van elektromagnetische golven in de ether.
Wat radio interessant maakt is de mogelijkheid om direct informatie op een dynamische wijze over te brengen. Waar de krant als dimensie werd beperkt door het transport van de krant zelf, konden radiogolven zich overal heen verspreiden cq. was er sprake van direct transport van informatie (weliswaar beperkt door de golflengte, maar dit zijn dergelijke fysische details die voor mij niet van belang zijn). Iedereen die een radio bezat kon direct de informatie tot zich nemen. Het al bekende rollenspel over de radio "radio drama" van War of Worlds is kenmerkend voor de invloed en de reikwijdte van de radio in die tijd. In het Amerika van het pré-WO2 tijdperk was men enorm bang voor een invasie. Toen mensen enkele fracties van het rollenspel hoorde brak er nationale paniek uit, want men was ervan overtuigd dat de invasie was begonnen. Een krant als statisch-dynamisch medium zou dit nooit hebben kunnen bewerkstelligen.
Niet snel daarna volgde de uitvinding van de televisie. In termen van dynamische structuur hebben beide media's een gelijkwaardige structuur. Beiden zijn afhankelijk van een uitzendstation en een ontvangend medium. Het verschil zit hem in de dimensies van informatieoverdracht. Waar radio een dynamische informatieverspreiding is, is er louter sprake van geluid. Televisie produceert naast geluid ook beelden, waarmee de dimensie van de informatieoverdracht wordt geaccentueerd. Om terug te gaan naar het vorige voorbeeld, het rollenspel van War of the Worlds zal op een veel minder intense wijze worden ervaren bij het aanschouwen van beelden waarin je enkele mensen een verhaal ziet vertellen. De psychologische gewaarwording van de informatieoverdracht laat minder over aan eigen interpretatie, waar in het geval van radio op individuele wijze beelden worden gevormd op basis van de informatieoverdracht in termen van geluidsgolven, worden deze beelden via de televisie gepresenteerd, samen met de geluidsgolven van het gepresenteerde.
Het interessante aan dit gegeven is dat beide media's unieke eigenschappen hebben in termen van informatieoverdracht. Hoe meer informatie er wordt gegeven cq. meer dimensies in de informatieoverdracht bestaan, des te accurater is de informatieoverdracht an sich, maar des te minder zal de psychologische gewaarwording zijn. In de zin van het bestaan van de dimensies binnen de informatieoverdracht kan het medium van de televisie worden beschouwd als een radio-omvattend medium dat een extra dimensie toevoegt aan de informatieoverdracht. Maar in de zin van de psychologische gewaarwording zijn zowel televisie als radio unieke media's bestaande uit hun eigen elementen.
Voordat ik de volgende stap maak richting de sociale media, wil ik nu eerst de volgende vraagstelling opstellen: Wat betekent het gegeven feit dat de psychologische gewaarwording verschilt in termen van informatieoverdracht per medium voor de potentiële invloed op onze identiteit?
Voordat ik deze vraag ga beantwoorden wil ik eerst mijn lezer verwijzen naar de inleiding, waarin ik heb gekozen voor een quote afkomstig uit een werk van Jean-Paul Sartre. Er is gesteld dat deze filosoof een enorme invloed heeft gehad op verschillende maatschappelijke betrekkingen in het na-oorlogse tijdperk, vooral m.b.t. vrijheid, ontwikkeling van moraal en de autonome mens (i.e. ontwikkeling van het individualisme).
De reden dat ik heb gekozen voor een quote van hem, i.p.v. Nietzsche met diens ideeën op het concept van macht, is het feit dat hij een fenomeen heeft beperkt tot diens waarneembare existentie. Waar Kant net als Sartre het noëma heeft gereduceerd tot een potentiële existentie van een vorm dat niet-zintuigelijk kan worden waargenomen en dus geen uitspraak over kan worden gedaan, heeft Aristoteles in zijn werk Physics de volgende uitspraak gedaan over het concept van materie vs. vorm:
Labels:
Filosofie,
filosofisch kwintet,
identiteit,
media,
Psychologie,
sociale media
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten